Nederlandse les 5-10

• ANT2+
• Basisschool
• Groep 5

Nederlandse les 

Programma:

1. Dolfje Weerwolfje

2. Vragen over De nieuwe kleren van de keizer

3. Werkwoordspelling

4. Dictee

5. Les vulkanen

tegenwoordige en verleden tijd

Wat ga je leren?

We gaan het hebben over doe-woorden. 

Deze heten ook wel werkwoorden

Aan het einde van deze les kun je laten zien wat de tegenwoordige tijd is en wat de verleden tijd is. 

Tegenwoordige en verleden tijd

Alles wat er nu gebeurt, noemen we de tegenwoordige tijd. 

Alles wat er al is gebeurd, noemen we de verleden tijd. 

tegenwoordige tijd

verleden tijd

Vliegtuigen waren er niet altijd. 

Ze zijn er nog maar honderd jaar.

De eerste vlucht was geen succes. 

Nu zijn er straaljagers. 

1. Vroeger had niemand een computer.
2. Nu heeft iedereen een computer.

Welke zin staat in de tegenwoordige tijd?

1. 1
2. 2
3. 1 en 2
4. Geen van beide

1. Ik zie aan de werkwoorden in welke tijd de zin staat.
2. Ik zie aan het onderwerp in welke tijd de zin staat.
Welke zin is waar?

1. 1
2. 2
3. 1 en 2
4. Geen van beide

tegenwoordige tijd

verleden tijd

kreeg

bestond

schrijf

schreef 

lees

vroeg

snuif

schijn

rook

goed 

fout

schijnde

dacht

ruikte

schreef 

schrijfde

vroeg

vraagde 

scheen

rook

denkte

persoonsvorm tegenwoordige tijd

Maak nu de opdrachten op de stencils

VULKANEN

Wat ga je lezen?  

Je hebt vast wel eens een vulkaan gezien. Misschien niet in het echt, maar wel op televisie of op de computer. Maar hoe ontstaat zo'n vulkaan eigenlijk? En wat gebeurt er bij een uitbarsting? In deze tekst krijg je antwoord op deze vragen. 

Ga nu naar junioreinstein

en maak de oefening 'Vulkanen'

Maak een poster!

Stel je bent een juf en je moet aan kinderen aan de hand van een poster uitleg geven over een vulkaan. Wat zou je allemaal de poster schrijven/tekenen?

Maak deze poster en leg aan het eind van de les uit hoe een vulkaan werkt.