Les 1.2. Dierenrijk

   Thema Leven in en rond het water
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
WereldoriëntatieBasisschoolGroep 4-6

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

   Thema Leven in en rond het water

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les
Dierenrijk

Slide 2 - Tekstslide

Deze periode gaan we het hebben over dieren die leven in en om het water. 

Dat kan in zout water zijn; in zeeën en oceanen en in zoet water; in meren en rivieren.
Eerst even herhalen …

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke planeten
uit ons zonnestelsel
zijn er ook alweer?

Slide 4 - Woordweb

Welke planeten uit ons zonnestelsel zijn er ook alweer?
        Sleep de juiste naam naar de juiste planeet.
1
2
3
4
5
6
7
8
Aarde
Jupiter
Mars
Mercurius
Neptunus
Saturnus
Uranus
Venus

Slide 5 - Sleepvraag

Zet de namen van de planeten in de goede volgorde vanaf de zon (links).

Denk aan het ezelsbruggetje:
Maak Van Acht Meter Japanse Stof Uw Nachthemd’
        Sleep de juiste naam naar het juiste werelddeel.
Europa
Zuid-Amerika
Azië
Oceanië
Afrika
Noord-Amerika
Antarctica

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

        Sleep de juiste naam naar het juiste water.
Zuidelijke of Antarctische oceaan
Indische oceaan
Grote of stille oceaan
Noordelijke IJszee of Arctische oceaan
Atlantische oceaan

Slide 7 - Sleepvraag

Een oceaan is een wereldzee, die loopt van het ene naar het andere werelddeel.

Oceanen en zeeën bestaan uit zout water. Bijna al het water op de aarde zit in de oceanen en zeeën.

Er is op aarde ook zoet water. Dat zit in meren en rivieren op aarde.
Vraag: wie kan er een rivier of een meer noemen?
Doelen van deze les
  1. Ik weet dat er gewervelde en ongewervelde dieren zijn.
  2. Ik kan dieren bij de juiste categorie indelen.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze periode gaan we het hebben over dieren die leven in en om het water.
Dat kan in zout water zijn; in zeeën en oceanen en in zoet water; in meren
en rivieren.
Dierenrijk
Ongewervelden
Gewervelden
Eencelligen
Sponsdieren
Holtedieren
Wormen
Geleedpotigen
Weekdieren
Stekelhuidigen

Vissen
Amfibieën
Reptielen
Vogels
Zoogdieren
Denkraam Dierenrijk

Slide 9 - Tekstslide

Dit is het Denkraam van het dierenrijk

Een Denkraam is een manier om informatie in een schema te laten zien. 

Een Denkraam heeft altijd een hoofdonderwerp: dat is het dierenrijk. 
Een Denkraam heeft altijd woorden en plaatjes

Ook zijn er zijtakken
Bij het dierenrijk zijn het de zijtakken ongewervelden en gewervelden.
Dierenvragen, vraag 1 Waarnemen
Is het dier gewerveld of ongewerveld
Tot welke klasse behoort het dier? 
Hoe ziet het dier eruit
Hoe beweegt het dier? 
Welke geluiden maakt het dier? 
Hoe voelt het dier aan
Hoe reageert het dier op je? 
Hoe neemt het dier waar?

Slide 10 - Tekstslide

Alle dieren zijn anders, maar sommige hebben dezelfde kenmerken. 
We kunnen over alle dieren dezelfde vragen stellen. Die zie je hier. 
Dierenvragen, vraag 2
Leven en wonen
Waar leeft het dier in het wild?
Welke planten groeien in de omgeving van het dier?
Welke andere dieren leven in zijn omgeving?

Heeft het dier vijanden?Welke?

Is het dier een vijand voor andere dieren?

Wat voor huis heeft het dier?
Waar leeft het dier als het bij de mensen woont?

Slide 11 - Tekstslide

Alle dieren zijn anders, maar sommige hebben dezelfde kenmerken. 
We kunnen over alle dieren dezelfde vragen stellen. Die zie je hier. 

Deze periode ga je een Denkraam maken. Je kiest een dier uit die in de tijd leefde waar we het over gaan hebben en beantwoord daarbij deze vragen. 
Dat mag je in tweetallen doen of alleen.
Dierenvragen, vraag 3
Het jaar door




Dierenvragen, vraag 4
Alleen of samen
Wat doet het dier overdag en 
’s nachts?
Wat doet het dier in de lente, zomer, herfst, winter?

Hoe oud kan het dier worden?

Leeft het dier alleen of in een groep?
Heeft de groep een leider?
Hoe wordt het dier leider van een groep?

Slide 12 - Tekstslide

Alle dieren zijn anders, maar sommige hebben dezelfde kenmerken. 
We kunnen over alle dieren dezelfde vragen stellen. Die zie je hier. 

Deze periode ga je een Denkraam maken. Je kiest een dier uit die in de tijd leefde waar we het over gaan hebben en beantwoord daarbij deze vragen. 
Dat mag je in tweetallen doen of alleen.
Dierenvragen, vraag 5
Eten en drinken
Wat eet en drinkt het dier?
Hoe komt het dier aan voedsel?
Hoe eet het dier?
Waar bewaart het dier zijn voedsel?

Slide 13 - Tekstslide

Alle dieren zijn anders, maar sommige hebben dezelfde kenmerken. 
We kunnen over alle dieren dezelfde vragen stellen. Die zie je hier. 

Deze periode ga je een Denkraam maken. Je kiest een dier uit die in de tijd leefde waar we het over gaan hebben en beantwoord daarbij deze vragen. 
Dat mag je in tweetallen doen of alleen.
Dierenvragen, vraag 6
Jonge dieren
Hoe paart het dier?
Hoe krijgt het dier jongen?
Hoe worden de jonge dieren verzorgd?
Hoe worden de jonge dieren beschermd?
Hoe spelen de jonge dieren?
Veranderen de jonge dieren als ze groeien?
Hoelang blijven de jonge dieren bij de ouders?

Slide 14 - Tekstslide

Alle dieren zijn anders, maar sommige hebben dezelfde kenmerken. 
We kunnen over alle dieren dezelfde vragen stellen. Die zie je hier. 

Deze periode ga je een Denkraam maken. Je kiest een dier uit die in de tijd leefde waar we het over gaan hebben en beantwoord daarbij deze vragen. 
Dat mag je in tweetallen doen of alleen.
Dierenvragen, vraag 7
Mens en dier
Wat is het nut van het dier voor de mens?
Tot welke familie behoort het dier?
Wordt het dier door de mens beschermd?
Welke voorouders heeft het dier?

Slide 15 - Tekstslide

Alle dieren zijn anders, maar sommige hebben dezelfde kenmerken. 
We kunnen over alle dieren dezelfde vragen stellen. Die zie je hier. 

Deze periode ga je een Denkraam maken. Je kiest een dier uit die in de tijd leefde waar we het over gaan hebben en beantwoord daarbij deze vragen. 
Dat mag je in tweetallen doen of alleen.
Vis
Denkraam Vis
Leven en wonen 
Het jaar door
Eten en drinken
Alleen of samen
Jonge dieren
Waarnemen
Mens en dier

Slide 16 - Tekstslide

Deze periode ga je een Denkraam maken. Je kiest een dier uit en beantwoordt daarbij deze vragen. 
Dat mag je in tweetallen doen of alleen.

Je hoeft niet alle vragen te beantwoorden. Je kiest in ieder geval twee groepen vragen uit.
Dieren
Je kunt uit deze dieren kiezen:
Eencellige: pantoffeldiertje; 
Sponsdier: buisspons, boorspons, broodspons of zoetwaterspons; 
Holtedier: kwal of zeeanemoon; 
Worm: zeeworm, regenworm of runderlintworm; 
Geleedpotige: trilobiet bijv. trimerus (uitgestorven), reuzenlibelle
(uitgestorven), spin, duizendpoot, kreeft, garnaal, pissebed of krab; 
Weekdier: ammoniet (uitgestorven), zeeslak, schelpdier, graptoliet of
inktvis; 
Stekelhuidige: zeester, zee-egel of zeelepel; 

Vis: placodermi (uitgestorven), haring, zalm, schol, paling, zeepaardje; 
Amfibie: kikker, pad, salamander; 
Reptiel: krokodil, slang, hagedis, schildpad.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je deze les geleerd wat je nog niet wist?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wil jij nog meer leren
over het dierenrijk?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies