Debatteren 3F

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolMBOLeerjaar 2Studiejaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag 
  • Verschil discussie debat
  • Debatteren

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Je kent het verschil tussen een discussie en een debat. 
  • Je weet wat een drogreden is en kunt verschillende soorten drogredenen herkennen. 
  • Je kunt een goed debat houden

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een debat...
Is hetzelfde als een discussie
Is geen discussie
Is een discussie met regels
Ik heb geen idee

Slide 4 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Discussie en debat

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog over drogredenen?

Slide 7 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Drogredenen
Drogredenen zijn ongeldige argumenten of redeneringen. Deze moet je zelf dus vermijden, maar het is ook belangrijk om ze te herkennen als een ander ze gebruikt!

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Drogredenen
  1. Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
  2. Cirkelredenering
  3. Verkeerde vergelijking
  4. Generalisatie
  5. Onduiken van de bewijslast
  6. Verkeerd autoriteitsargument
  7. Beroep op traditie
  8. Persoonlijke aanval

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drogredenen
  • Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
  • Cirkelredenering
  • Verkeerde vergelijking
  • Generalisatie

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De onjuiste oorzaak-gevolgrelatie


Er wordt tussen twee zaken een oorzaak-gevolgrelatie gelegd, terwijl die er niet is.

 
Veel ouderen die op een e-bike rijden hebben een ongeval gehad, dus is het rijden met een e-bike gevaarlijk.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Cirkelredenering
Bij een cirkelredenering herhaal je je standpunt, alleen anders geformuleerd.


Ik vind haar niet aardig, want ik mag haar niet.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 De cirkelredenering
Bij een cirkelredenering herhaal je je standpunt, alleen anders geformuleerd.
Ik vind haar niet aardig, want ik mag haar niet.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cirkelredenering

'Dit kabinet maakt er echt een puinhoop van, want het kabinet doet helemaal niets goed!

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De verkeerde vergelijking
Je vergelijkt onterecht twee zaken met elkaar.

Volgens de NS hoeft in de sprinter geen wc te zitten. In een bus zit die toch ook niet.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkeerde vergelijking

'Het geschiedenisonderwijs kan beter worden afgeschaft. Wat gebeurd is, is gebeurd. Een versleten jas gooi je toch ook weg!'


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De overhaaste generalisatie 
Op grond van een of een enkel voorval wordt er een conclusie getrokken die voor alle gevallen geldt.


Mijn opa dronk elke dag een paar glazen jenever en is 98 jaar geworden, alcohol drinken is dus helemaal niet ongezond. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overhaaste generalisatie

'Hardlopen is helemaal niet gezond. Bij de marathon van vorige week is een man in elkaar gezakt en ter plekke overleden aan een hartaanval.'

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1) Ontduiken van de bewijslast
Je stelt het standpunt voor als iets wat helemaal vanzelfsprekend.
Dat weet toch iedereen?
Of
  Je komt niet zelf met een goed argument, maar je wil dat de ander bewjist dat jouw standpunt niet klopt.
Als jij het niet met me eens bent, bewijs dan maar eens waarom het niet zo is!

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werklozen zijn te beroerd om te werken, dat zie je wel aan mijn buurman.
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredenering
D
generalisatie

Slide 21 - Quizvraag

Op basis van te weinig gegevens stelt iemand een algemene regel vast
Iemand die niet vooraf een proefexamen maakt, haalt een slecht resultaat. Jim heeft een onvoldoende, dus hij heeft het proefexamen niet gemaakt.
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredenering
D
generalisatie

Slide 22 - Quizvraag

Een foute conclusie trekken; een verkeerde voorstelling van oorzaak en gevolg.
Supermarktmedewerkers moeten niet klagen als ze overuren maken, want winkeliers werken ook op koopavonden en zaterdag
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredening
D
generalisatie

Slide 23 - Quizvraag

er worden dingen met elkaar vergeleken die eigenlijk niet te vergelijken zijn
“Ik ben geen kleptomaan, want ik steel niet.”
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredenering
D
generalisatie

Slide 24 - Quizvraag

Een spreker of schrijver gebruikt bij een cirkelredenering de bewering als het argument zelf. Vaak geeft de spreker of schrijver een definitie of omschrijving van de bewering in zijn argument, zoals in onderstaand voorbeeld een niet-kleptomaan per definitie niet steelt.
Verkeerd autoriteitsargument
Je voert iemand op die helemaal geen autoriteit is op het gebied van het onderwerp van de discussie.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkeerd autoriteitsargument
'Ik weet zeker dat deze maaltijd gezond is, want dat heeft mijn fitnesstrainer gezegd.'

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beroep op traditie
Je geeft een argument dat gebaseerd is op het idee dat iets zo moet blijven omdat het altijd al zo geweest is.

'Waarom zou ik een mobiele telefoon aanschaffen? Vroeger had niemand een mobiele telefoon en de communicatie verliep altijd prima.'

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beroep op traditie
Natuurlijk moeten leerlingen met pen en papier blijven werken, dit is altijd zo geweest.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijke aanval
Bij een persoonlijke aanval wordt er niet op de bal, maar op de persoon gespeeld. 

 'Als je tegen Zwarte Piet bent, dan ben je geen echte Nederlander'. 

Dit argument valt iemand aan op zijn mening 


Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dat hoef ik niet te bewijzen, dat is gewoon zo!
A
Verkeerd autoriteitsargument
B
Beroep op traditie
C
Persoonlijke aanval
D
Ontduiken van bewijslast

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Condooms verergeren de verspreiding van aids, want dat zegt de paus.
A
Verkeerd autoriteitsargument
B
Beroep op traditie
C
Persoonlijke aanval
D
Ontduiken van bewijslast

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We eten nooit later dan zes uur, dus nu ook niet.
A
Verkeerd autoriteitsargument
B
Beroep op traditie
C
Persoonlijke aanval
D
Ontduiken van bewijslast

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nederland stelt niets voor, want het is maar een klein kikkerlandje.

A
Verkeerd autoriteitsargument
B
Beroep op traditie
C
Persoonlijke aanval
D
Ontduiken van bewijslast

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Debatteren
Stelling: programma’s op tv als First Dates zijn leuk en leerzaam. 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een stelling?
  • Bewering of uitspraak
  • Hoeft niet waar te zijn
  • Met standpunten mening geven
  • Vaak gebruikt in debat of betoog
  • Lokt discussie uit

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een goede stelling?
  • Nooit een vraag
  • Eén zin
  • Geen ontkenning
  • Geen feit
  • Duidelijk 
  • Moet discussie op gang kunnen brengen 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden 
  • Sportteams moeten altijd gemixt zijn.
  • Alcoholreclame moet verboden worden.
  • Alle kinderen zonder broertje of zusje moeten een huisdier krijgen.
  • Alle wc’s op scholen moeten genderneutraal worden.
  • Als een docent examens kwijtraakt, moeten alle leerlingen een voldoende krijgen.


Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het debat
Bedenk zoveel mogelijk argumenten 
laat elkaar uitpraten• Rustig
• Overtuig de jury
• Ga in op het argument van de tegenpartij



Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies