Blok 4 Over Taal 4.12 Woordenschat schooltaalwoorden 2BK

Blok 4 Over Taal
4.12 Woordenschat
- Schooltaalwoorden
'de auto zweet'
'ik zweet na de gymles'
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1,2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Blok 4 Over Taal
4.12 Woordenschat
- Schooltaalwoorden
'de auto zweet'
'ik zweet na de gymles'

Slide 1 - Tekstslide

Stappenplan moeilijke woorden
        
        1
Lees een stukje terug of verder en
kijk of het woord wordt uitgelegd

Slide 2 - Tekstslide

Schooltaalwoorden
Je krijgt straks 11 schooltaalwoorden te zien.
Lees de woorden goed.
Onthoud 1 woord wat je niet kent
en 
onthoud 1 woord wat je wel kent.

Slide 3 - Tekstslide

10 Schooltaalwoorden
begrippen
inzicht
onderscheiden
deelnemen aan
aantonen
overzichtelijk
te kort aan
in grote lijnen
gaat ten koste van
zijn op de hoogte van

Slide 4 - Tekstslide

Welk schooltaalwoord ken je niet?

Slide 5 - Woordweb

Welk schooltaalwoord ken je wel?

Slide 6 - Woordweb

10 Schooltaalwoorden
begrippen
inzicht
onderscheiden
deelnemen aan
aantonen
overzichtelijk
te kort aan
in grote lijnen
gaat ten koste van
zijn op de hoogte van

Slide 7 - Tekstslide

10 betekenissen
duidelijk en netjes
het weten hoe iets in elkaar zit
bewijzen
meedoen met
het verschil zien
woorden
de belangrijkste dingen
is een nadeel voor
te weinig van
weten

Slide 8 - Tekstslide


Welke betekenis past bij het schooltaalwoord in de tekst?

Achter in het aardrijkskundeboek staat een lijst met begrippen die je moet leren voor het proefwerk.

Slide 9 - Open vraag


Welke betekenis past bij het schooltaalwoord in de tekst?

Voor wiskunde heb je inzicht nodig. Je kunt de sommen niet leren, je moet ze begrijpen.

Slide 10 - Open vraag


Welke betekenis past bij het schooltaalwoord in de tekst?

Kun jij een echte iPhone van een namaak onderscheiden?

Slide 11 - Open vraag


Welke betekenis past bij het schooltaalwoord in de tekst?

Bram gaat deelnemen aan een zangwedstrijd. We hopen allemaal dat hij wint.

Slide 12 - Open vraag


Welke betekenis past bij het schooltaalwoord in de tekst?

Als je alcohol wilt kopen, moet je met je ID-kaart aantonen dat je achttien jaar bent.

Slide 13 - Open vraag


Welke betekenis past bij het schooltaalwoord in de tekst?

Is jouw locker overzichtelijk of ligt alles door elkaar?

Slide 14 - Open vraag


Welke betekenis past bij het schooltaalwoord in de tekst?

Voor het boekverslag vertel je de inhoud van het boek in grote lijnen na.

Slide 15 - Open vraag


Welke betekenis past bij het schooltaalwoord in de tekst?

Sam stopt met werken, want het gaat ten koste van zijn cijfers.

Slide 16 - Open vraag


Welke betekenis past bij het schooltaalwoord in de tekst?

Ben je snel moe en zie je witjes? Dan heb je misschien een tekort aan ijzer.

Slide 17 - Open vraag


Welke betekenis past bij het schooltaalwoord in de tekst?

De kinderen zijn op de hoogte van de verhuizing. Hun ouders hebben het gisteravond verteld.

Slide 18 - Open vraag

Woord
Betekenis
Woord
Betekenis
begrippen
woorden
in grote lijnen
de belangrijkste dingen
deelnemen aan
meedoen met
zijn op de hoogte van
weten
te kort aan
te weinig van
onderscheiden
het verschil zien
inzicht
het weten hoe iets in elkaar zit
gaat ten koste van
is een nadeel voor
aantonen
bewijzen
overzichtelijk
duidelijk en netjes
Blok 4 - Schooltaalwoorden en de betekenis

Slide 19 - Tekstslide

Gebruik de 10 schooltaalwoorden nu ook goed in een zin.

Slide 20 - Tekstslide


Kies het woord dat in de tekst past.

Vorig jaar heb je geleerd wat de ___________  ‘werkwoordelijk gezegde en onderwerp’ betekenen.

Slide 21 - Open vraag


Kies het woord dat in de tekst past.

De tweelingzussen lijken heel erg op elkaar.
Je kunt ze bijna niet _________________

Slide 22 - Open vraag


Kies het woord dat in de tekst past.

De plattegrond op het station is
heel __________________  .
Je kunt precies zien waar je bent.

Slide 23 - Open vraag


Kies het woord dat in de tekst past.

Op de open dag kun je ________________ een praktijkles in de keuken. 

Slide 24 - Open vraag


Kies het woord dat in de tekst past.

Hoe kun je __________ dat deze fiets echt van jou is?

Slide 25 - Open vraag


Kies het woord dat in de tekst past.

Toon is een goede voetballer. Hij heeft een goede techniek en hij heeft veel ____________  in het spel.

Slide 26 - Open vraag


Kies het woord dat in de tekst past.

Je gaat veel te laat naar bed, dat hou je niet lang vol. Dat  _______________________ je gezondheid.

Slide 27 - Open vraag


Kies het woord dat in de tekst past.

Er is een ___________  goede metselaars. Je moet lang wachten voordat je iemand vindt die tijd heeft.

Slide 28 - Open vraag


Kies het woord dat in de tekst past.

De mentor vraagt of iedereen alle informatie heeft gekregen en of ze _______________ de studiedag volgende week.

Slide 29 - Open vraag

Woord
Betekenis
Woord
Betekenis
begrippen
woorden
in grote lijnen
de belangrijkste dingen
deelnemen aan
meedoen met
zijn op de hoogte van
weten
te kort aan
te weinig van
onderscheiden
het verschil zien
inzicht
het weten hoe iets in elkaar zit
gaat ten koste van
is een nadeel voor
aantonen
bewijzen
overzichtelijk
duidelijk en netjes
Blok 4 - Schooltaalwoorden en de betekenis

Slide 30 - Tekstslide

Stappenplan moeilijke woorden
        
        1
Lees een stukje terug of verder en
kijk of het woord wordt uitgelegd

Slide 31 - Tekstslide

Stappenplan moeilijke woorden
        
        1
Lees een stukje terug of verder en
kijk of het woord wordt uitgelegd
        
        1
        
        4
        
        2
        
        3
Kijk naar bekende stukjes in het woord
Kijk naar de plaatjes bij de tekst
Vraag de betekenis of zoek de betekenis op in een woordenboek

Slide 32 - Tekstslide

Huiswerk/zelfstandig maken

Slide 33 - Tekstslide