Paragraaf 2.5

Paragraaf 2.5
Dieren bewegen
Leerdoelen:
1. Je kunt uitleggen hoe dieren bewegen met een wervelkolom
2. Je kunt uitleggen waarom zoogdieren zo snel kunnen bewegen.
3. Je kunt uitleggen wat het skelet verteld over de leefwijze. 
3. Je kunt uitleggen hoe ongewervelde dieren bewegen. 


1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 2.5
Dieren bewegen
Leerdoelen:
1. Je kunt uitleggen hoe dieren bewegen met een wervelkolom
2. Je kunt uitleggen waarom zoogdieren zo snel kunnen bewegen.
3. Je kunt uitleggen wat het skelet verteld over de leefwijze. 
3. Je kunt uitleggen hoe ongewervelde dieren bewegen. 


Slide 1 - Tekstslide

Wat is de overeenkomst tussen vissen, amfibieën, zoogdieren, vogels en reptielen ?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Video

Gewervelde dieren
1. Wervelkolom beweegt heen en weer. [reptielen, amfibiën en vissen]

2. Wervelkolom beweegt op en neer. [vogels en zoogdieren]

Slide 4 - Tekstslide

Paragraaf 2.5
Dieren bewegen
Leerdoelen:
1. Je kunt uitleggen hoe dieren bewegen met een wervelkolom
2. Je kunt uitleggen waarom zoogdieren zo snel kunnen bewegen.
3. Je kunt uitleggen hoe ongewervelde dieren bewegen. 


Slide 5 - Tekstslide

Topgangers, zoolgangers en teengangers. 

Slide 6 - Tekstslide

Teenganger: lopen op tenen, hond, kat en tijger zijn voorbeelden
Hoefgangers/topgangers: Lopen op toppe van tenen, met een hoef eromheen. Lange poten, kunnen heel hard lopen.

Slide 7 - Tekstslide

Zoolgangers
  • De mens is een zoolganger
  • Ze lopen op de hele voet
  • staan stevig op de grond.
  • Kunnen daardoor op achterpoten staan. 

Slide 8 - Tekstslide

Waar hoort een hert bij?
A
zoolgangers
B
teengangers
C
hoefgangers/topgangers

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Link

Paragraaf 2.5
Dieren bewegen
Leerdoelen:
1. Je kunt uitleggen hoe dieren bewegen met een wervelkolom
2. Je kunt uitleggen waarom zoogdieren zo snel kunnen bewegen.
3. Je kunt uitleggen wat het skelet verteld over de leefwijze. 
3. Je kunt uitleggen hoe ongewervelde dieren bewegen. 


Slide 11 - Tekstslide

Bouwplan

Verschillende soorten skeletten lijken op elkaar. 

Gewervelde dieren hebben een  wervelkolom, schedel en ribben.

Vaak dezelfde botten in de ledematen, maar de vorm verschilt, dat heeft te maken met de leefwijze. 


Slide 12 - Tekstslide

Paragraaf 2.5
Dieren bewegen
Leerdoelen:
1. Je kunt uitleggen hoe dieren bewegen met een wervelkolom
2. Je kunt uitleggen waarom zoogdieren zo snel kunnen bewegen.
3. Je kunt uitleggen wat het skelet verteld over de leefwijze. 
3. Je kunt uitleggen hoe ongewervelde dieren bewegen. 


Slide 13 - Tekstslide

Ongewervelde dieren 
Ongewervelde dieren hebben geen wervelkolom; geleedpotigen, wormen en weekdieren zijn voobeelden. 

Slide 14 - Tekstslide

Weekdieren
Uitwendig skelet: NIET van kraakbeen of been, maar van Kalk.

De slak beweegt zich voort met zijn voet (een grote sterke spier in het lichaam van de slak). Door die spier samen te trekken en te ontspannen komt de slak vooruit. De slak glijdt over een laagje slijm dat hij zelf heeft gemaakt. Dit beschermt hem tegen harde stukjes op de ondergrond. Daarom zie je vaak een slijmerig slakkenspoor achter een slak.

Slide 15 - Tekstslide

Geleedpotigen
Krabben, kreeften en insecten.
Insecten hebben een uitwendig skelet gemaakt van Chitinen. 
Sprinkhaan is een insect, heeft een uitwendig skelet, gewrichten zitten aan de buitenkant en spieren zitten aan de binnenkant. 

Slide 16 - Tekstslide

Sprinkhaan

Slide 17 - Tekstslide

Wormen
Lichaam worm bestaat uit segmenten, aan de stevige buitenkant zitten kringspieren en lengtespieren vast.
Om de beurt trekken de spieren samen (het zijn antagonisten van elkaar)  

Slide 18 - Tekstslide