In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Rekenen
Verhoudingen
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
Wat is een verhouding?
Rekenen met een verhoudingstabel
Slide 2 - Tekstslide
Startopdracht
Jelle is jarig. Hij trakteert de klas op muffins. Er zitten 30 kinderen in de klas. Reken uit hoeveel Jelle moet betalen.
Slide 3 - Tekstslide
Jelle is jarig. Hij trakteert de klas op muffins. Er zitten 30 kinderen in de klas. Reken uit hoeveel Jelle moet betalen.
30 kinderen : 5 muffins = 6 Hij heeft 6 pakken nodig.
Ieder pak kost 3 euro 3 euro x 6 pakken = 18 euro
Slide 4 - Tekstslide
Dit kan ook in een verhoudingstabel geplaatst worden.
Aantal muffins
5
30
Euro
3
18
x 6
x 6
Slide 5 - Tekstslide
In 1 doos zitten 12 eieren Hoeveel eieren zitten er in 3 dozen?
In 2 uur rijd je 180 kilometer Hoeveel kilometer rij je per uur?
Drie broden kosten €4,50 Hoeveel kost 1 brood?
Slide 6 - Tekstslide
In 1 doos zitten 12 eieren Hoeveel eieren zitten er in 3 dozen?
In 2 uur rijd je 180 kilometer Hoeveel kilometer rij je per uur?
Drie broden kosten €4,50 Hoeveel kost 1 brood?
doos
1
3
eieren
12
36
uur
2
1
km
180
90
brood
3
1
euro
4,50
1,50
x3
:2
:3
Slide 7 - Tekstslide
Op de volgende dia's staan sommen met een verhoudingstabel. Op je computer kun je natuurlijk geen tabel tekenen. Daarom staat in de dia alvast een tabel. De vakken van dit tabel zijn genummerd. Je geeft op de volgende manier antwoord:
Vak 1 = blabla
Vak 2 = blabla
enzovoorts
Slide 8 - Tekstslide
Voorbeeldsom
Er zitten 30 dozen in 1 doos
De antwoord die jij geeft is....
Vak 1 = 1
Vak 2 = 30
Let erop dat je bij =teken een spatie plaatst. Anders rekent het programma je antwoord fout terwijl je het misschien goed hebt.
6 meter stof kost 36 euro. Hoeveel kost 2 meter stof?
Slide 23 - Open vraag
1 liter melk is genoeg voor 16 pannenkoeken.Hoeveel liter heb je nodig voor 8?
Slide 24 - Open vraag
Pieter rent 12 rondjes in 48 minuten. Hoeveel rondjes rent hij in 8 minuten?
Slide 25 - Open vraag
15 concertkaartjes kosten samen 225 euro. Hoeveel kosten 3 kaartjes?
Slide 26 - Open vraag
Stan werkt in een magazijn. Er staat een grote stapel met flesjes cola in het magazijn. De stapel bestaat uit 600 flesjes. In totaal zit er 180 liter cola in de flesjes. Stan moet voor een bestelling 9 liter cola klaarzetten. Hoeveel flesjes moet hij in totaal pakken?
Slide 27 - Open vraag
Lees het artikel. Hoeveel kilometer zwom Evi per uur?
Slide 28 - Open vraag
Je koopt 3 flessen shampoo voor 6 euro. Hoeveel kosten 5 flessen?
Slide 29 - Open vraag
Een bedrijf bestelt 8 lampen voor 120 euro. Het bedrijf wil nog 5 lampen bestellen. Hoeveel moeten ze bijbetalen?
Slide 30 - Open vraag
Petri heeft een kat. De kat eet in 4 weken tijd 24 zakjes kattenvoer. Petri gaat 3 weken op vakantie. Haar buurvrouw geeft de kat te eten. Hoeveel zakken moet Petri klaarleggen voor de buurvrouw?
Slide 31 - Open vraag
Marieke rijdt 60 kilometer. Haar auto verbruikt daarbij 4 liter benzine. Hoeveel kilometer kan de auto met een tank van 50 liter rijden?