Startrekenen 1F H8 Verhoudingen deel 1

Rekenen
Hoofdstuk 8: Verhoudingen
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Rekenen
Hoofdstuk 8: Verhoudingen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Wat is een verhouding?
  • Rekenen met een verhoudingstabel

Slide 2 - Tekstslide

Startopdracht
Jelle is jarig. Hij trakteert de klas op muffins. Er zitten 30 kinderen in de klas. In 1 pak zitten 5 muffins, 1 pak kost 3 euro. Reken uit hoeveel pakken Jelle nodig heeft en wat hij moet betalen. 

Slide 3 - Tekstslide


30 kinderen : 5 muffins = 6 
Hij heeft 6 pakken nodig. 

Ieder pak kost 3 euro
3 euro x 6 pakken = 18 euro

Slide 4 - Tekstslide

Dit kan ook in een verhoudingstabel geplaatst worden.


Aantal muffins
5
30
Euro
3
18
x 6
x 6

Slide 5 - Tekstslide

Groter of kleiner maken
  • In 1 doos zitten 12 eieren
    Hoeveel eieren zitten er in 3 dozen?

  • In 2 uur rijd je 180 kilometer
    Hoeveel kilometer rij je per uur?

  • Drie broden kosten €4,50
    Hoeveel kost 1 brood?

Slide 6 - Tekstslide

  • In 1 doos zitten 12 eieren
    Hoeveel eieren zitten er in 3 dozen?

  • In 2 uur rijd je 180 kilometer
    Hoeveel kilometer rij je per uur?

  • Drie broden kosten €4,50
    Hoeveel kost 1 brood?
doos
1
3
eieren
12
36
uur
2
1
km
180
90
brood
3
1
euro
4,50
1,50
x3
:2
:3

Slide 7 - Tekstslide

Opdrachten maken
Maken opd. 1 t/m 3 blz. 160.
Lezen blz. 161
Maken opd. 4 t/m 11 blz. 162 t/m 167

 


Slide 8 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- Automatiseren tafels
- Verhoudingen kort herhalen
- Opdrachten maken + nakijken
- Samen nog een keer oefenen

Slide 9 - Tekstslide

  • In 1 doos zitten 12 eieren
    Hoeveel eieren zitten er in 3 dozen?

  • In 2 uur rijd je 180 kilometer
    Hoeveel kilometer rij je per uur?

  • Drie broden kosten €4,50
    Hoeveel kost 1 brood?
doos
1
3
eieren
12
36
uur
2
1
km
180
90
brood
3
1
euro
4,50
1,50
x3
:2
:3

Slide 10 - Tekstslide

Aan het werk!
Maken opd. 1 t/m 3 blz. 160.
Lezen blz. 161
Maken opd. 4 t/m 11 blz. 162 t/m 167
Hoever is iedereen hiermee??
Allemaal klaar, dan gaan we nakijken

Slide 11 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- Automatiseren 15 minuten
- Nakijken 5 minuten
- Nakijken opdrachten over verhoudingen (opdracht 1 t/m 11)
- Verhoudingstabel met een tussenstapje

Slide 12 - Tekstslide

Bijvoorbeeld
Je koopt 3 flessen shampoo voor 6 euro.
Hoeveel kosten 5 flessen shampoo?

Stap 1: Verhoudingstabel maken

Flessen
3
5?
Prijs
6

Slide 13 - Tekstslide

Flessen
3
1
5?
Prijs
6
:3
Flessen
3
1
5?
Prijs
6
2
:3

Slide 14 - Tekstslide

Flessen
3
1
5?
Prijs
6
2
10
X 5
X 5

Slide 15 - Tekstslide

Aan het werk!
Maken opdracht 12 t/m 16 op blz. 169 t/m 171

Slide 16 - Tekstslide

3 dozen kiwi's kosten 4 euro. Hoeveel kosten 9 dozen?
Aantal dozen
3
9
Aantal euro's
4
?

Slide 17 - Open vraag

2 bioscoopkaartjes kosten 16 euro. Hoeveel kosten 10 kaartje?
Aantal kaarten
2
10
Aantal euro's
16
?

Slide 18 - Open vraag

Er zitten 30 koekjes in 2 pakken. Hoeveel koekjes zitten er in 8 pakken?
Aantal koekjes
30
Aantal pakken
2
8?

Slide 19 - Open vraag

8 tubes tandpasta kosten 6 euro. Hoeveel kosten 2 tubes?

Slide 20 - Open vraag

6 meter stof kost 36 euro. Hoeveel kost 2 meter stof?

Slide 21 - Open vraag

1 liter melk is genoeg voor 16 pannenkoeken.Hoeveel liter heb je nodig voor 8?

Slide 22 - Open vraag

15 concertkaartjes kosten samen 225 euro. Hoeveel kosten 3 kaartjes?

Slide 23 - Open vraag

Nu worden ze moeilijker!!!

Slide 24 - Tekstslide

Pieter rent 12 rondjes in 48 minuten. Hoeveel rondjes rent hij in 8 minuten?

Slide 25 - Open vraag

Je koopt 3 flessen shampoo voor 6 euro. Hoeveel kosten 5 flessen?

Slide 26 - Open vraag

Een bedrijf bestelt 8 lampen voor 120 euro. Het bedrijf wil nog 5 lampen bestellen. Hoeveel moeten ze bijbetalen?

Slide 27 - Open vraag

Petri heeft een kat. De kat eet in 4 weken tijd 24 zakjes kattenvoer. Petri gaat 3 weken op vakantie. Haar buurvrouw geeft de kat te eten. Hoeveel zakken moet Petri klaarleggen voor de buurvrouw?

Slide 28 - Open vraag

Marieke rijdt 60 kilometer. Haar auto verbruikt daarbij 4 liter benzine.
Hoeveel kilometer kan de auto met een tank van 50 liter rijden?

Slide 29 - Open vraag

Theorie
Je kunt een som dus niet altijd oplossen door alleen maar te vergroten of te verkleinen. Je moet soms eerst verkleinen om te kunnen vergroten.
Bijvoorbeeld:
Je koopt 3 flessen shampoo voor 6 euro
Hoeveel kosten 5 flessen shampoo?

Slide 30 - Tekstslide

Flessen shampoo
3
5
Prijs in euro

Slide 31 - Tekstslide

Flessen shampoo
3
1
5
Prijs in euro

:3

Slide 32 - Tekstslide

Flessen shampoo
3
1
5
Prijs in euro

2
:3
:3

Slide 33 - Tekstslide

Flessen shampoo
3
1
5
Prijs in euro

2
10
x 5
X 5

Slide 34 - Tekstslide

Samen oefenen
Samen maken opdracht 12 blz. 169

Slide 35 - Tekstslide

Aan het werk!
Maken opdracht 13 t/m 16 blz. 169 t/m 171

Slide 36 - Tekstslide