Klas 2 KW20

erste Stunde 
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

erste Stunde 

Slide 1 - Tekstslide

Hörst du oft Musik?
A
JA
B
NEIN
C
MANCHMAL

Slide 2 - Quizvraag

Welche Art von Musik hörst du gern?

Slide 3 - Woordweb

Machst du auch selber Musik? Ja? was??

Slide 4 - Woordweb

Lektion 3
Bildwörterbuch Seite 71
machen: Aufgabe 2 + 3 (S.72)

Slide 5 - Tekstslide

Aufgabe 4
Teil A: hören
Teil B: zusammen + sprechen

Slide 6 - Tekstslide

Aufgabe 9, S. 76
hören: Fragment " Meine Hobbys" 

Slide 7 - Tekstslide

Hausaufgaben
lernen: Grammatik A,B,C,D (Kapitel 4)

Slide 8 - Tekstslide

zweite Stunde

Slide 9 - Tekstslide

Mein Bruder besucht (onze) Vater.

Slide 10 - Open vraag

Der Maler malt (jou) ein Bild.

Slide 11 - Open vraag

Wir kaufen (hem) etwas Schönes.

Slide 12 - Open vraag

Ik habe (u) nicht verstanden.

Slide 13 - Open vraag

Die Mutter glaubt (haar) Sohn nicht.

Slide 14 - Open vraag

Fragst du (jouw) Eltern, ob sie Zeit haben?

Slide 15 - Open vraag

Wir gratulieren (de) Lehrerin (v) zum Geburtstag.

Slide 16 - Open vraag

Du oder Sie?
Je vraagt jouw Duitse oom of jij ook een koekje mag.
A
du
B
Sie

Slide 17 - Quizvraag

Du oder Sie?
Je wilt een vraag stellen aan jouw lerares Duits.
A
du
B
Sie

Slide 18 - Quizvraag

Ich möchte (deze) Fahrrad (o) mal probieren.

Slide 19 - Open vraag

Schreiben
Seite 76. 

Slide 20 - Tekstslide

Hausaufgaben
lernen: Vokabeln Lektion 3

Slide 21 - Tekstslide

dritte Stunde

Slide 22 - Tekstslide

uitslapen

Slide 23 - Open vraag

winkelen

Slide 24 - Open vraag

telefoneren

Slide 25 - Open vraag

tv-kijken

Slide 26 - Open vraag

drummen

Slide 27 - Open vraag

Grammatik C (S.68)
In het Duits wordt de naamval van het lidwoord bepaald door het voorzetsel wat er VOOR staat. 


Slide 28 - Tekstslide

Voorzetsels met de derde naamval
aus - uit
bei - bij
mit - met
nach - na, naar
seit - sinds
von - van
zu - naar

Slide 29 - Tekstslide

Voorzetsels met de vierde naamval
bis - tot
durch - door
für - voor
gegen - tegen
ohne - zonder
um - om 
entlang - langs

Slide 30 - Tekstslide

Aufgabe 9 + 10 (S.86)

Slide 31 - Tekstslide

Hausaufgaben
machen:
Aufgabe 1 + 8 (Lektion 3)

Slide 32 - Tekstslide