TZ Comm&Beg H5.1 Omgaan met onvoorziene situaties

Communicatie en Begeleiden
H5 Onvoorziene situaties in de zorg
Omgaan met onvoorziene situaties
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Communicatie en Begeleiden
H5 Onvoorziene situaties in de zorg
Omgaan met onvoorziene situaties

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Onvoorziene situaties in de zorg
Bv zorgvrager weigert medicatie, spoedopname op hetzelfde moment als MDO, collega ziek naar huis, ....

JIJ: rustig, flexibel, handelen

afwisseling, onrust en stress
crisissituatie?!

Slide 3 - Tekstslide

Crisissituaties in de zorg
- persoonlijke crisis

- organisatiecrisis
- maatschappelijke crisis

Slide 4 - Tekstslide

Persoonlijke crisis
Een persoonlijke crisis is een ernstige verstoring van iemands dagelijks leven, als gevolg van een emotioneel diep ingrijpende gebeurtenis. Persoon raakt uit evenwicht en kan dit niet zelf herstellen. (soms rouwproces)

Bv overlijden van een dierbare, ernstig ziek of lichamelijk beperkt raken, slachtoffer worden van een geweldsmisdrijf, 
slachtoffer worden van een ernstig ongeval.




Slide 5 - Tekstslide

Organisatiecrisis
Een organisatiecrisis is een plotselinge en onverwachte of onvermijdelijke noodsituatie die gevaar oplevert voor de medewerkers en/of zorgvragers van de organisatie. De gebeurtenis heeft voor korte of langere tijd een grote impact op het functioneren van de organisatie. 

BV: falende ICT (datalek), brand, langdurig personeelstekort, financiële tekorten, geweld door een zorgvrager, bezoeker of medewerker.




Slide 6 - Tekstslide

Maatschappelijke crisis
Een maatschappelijke crisis is een plotselinge en onverwachte of onvermijdelijke noodsituatie, waarin de samenleving dusdanig ontwricht raakt dat vitale processen en voorzieningen uitvallen. 

BVB: aardbeving of overstroming, cyberaanval waardoor je niet meer kunt pinnen, economische crisis, pandemie.



Slide 7 - Tekstslide

Reacties van zorgvragers op een crisissituatie
 
Hoe iemand reageert, verschilt per individu en per situatie. Deze reactie kun je nauwelijks beïnvloeden. Het is een natuurlijke impuls door hevige angst en/of stress en wordt een overlevingsreactie genoemd.

Slide 8 - Tekstslide

Overlevingsreacties
Flight/Vluchten: je probeert weg te komen van de situatie.

Fight/Vechten: je verzet je of gaat letterlijk het gevecht aan.
Freeze/Verlamming of bevriezing: je kunt niet tot actie komen, je denken is verlamd, sommigen kunnen zelfs letterlijk niet bewegen, vluchten of vechten is niet mogelijk.
Fawn/Meebewegen: je verzet je niet, maar beweegt mee om de situatie zo snel mogelijk voorbij te laten gaan.


Slide 9 - Tekstslide

FIGHT
Als je het idee hebt dat je in gevaar bent en je de bedreiging kunt overmannen, dan reageer je volgens FIGHT.  Je hersens geven dan het signaal aan je hersens om je klaar te maken voor een gevecht. 


Geklemde kaken, tandenknarsen, neiging iets of iemand te slaan, intense woede, neiging te stompen of schoppen, huilen van woede, brandend gevoel of knoop in je maag, het gevaar aanvallen. Je lijf maakt adrenaline aan, hierdoor gaat je hartslag omhoog, versnelt je ademhaling en spannen spieren zich aan.

Slide 10 - Tekstslide

FLIGHT
ALs je lijf gelooft dat je het gevaar niet aankunt, maar wel kunt ontkomen, dan ga je in FLIGHT mode. De toename van hormonen zoals adrenaline zorgen ervoor dat je langer en sneller kunt rennen. 

Overdreven exercising, rusteloos, gespannen, opgesloten, constant je handen, voeten, benen bewegen, verdoofd gevoel in je armen en benen, vergrootte pupillen, ogen schieten heen en weer. Door de adrenaline gaat je hartslag omhoog, versnelt je ademhaling en spannen spieren zich aan.


Slide 11 - Tekstslide

FREEZE
Als je niet kunt vechten of vluchten, schiet je lijf naar bevriezing. Je houdt je zo stil mogelijk in de hoop niet opgemerkt te worden. Het geeft je tijd om een strategie te bedenken,

Angstig gevoel, bleke huid, stijf, zwaar, koud en dood gevoel, luid kloppend hart, hartslag gaat omlaag. Denken wordt sneller, gefocust op ontsnapping, gevoel verdoofd, kan soms letterlijk niet bewegen.

Slide 12 - Tekstslide

FAWN (appease)
Als de andere 3 reacties niet helpen, dan kun je de aanvaller gelijk geven. Dit zie je vaak bij huishoudelijk geweld. Het gevaar kan minder worden door iemand zijn zin te geven, te smeken, hun zin te geven, je te onderwerpen.

Overal mee eens zijn, extreem behulpzaam zijn, prioriteit om een ander blij te maken. Je hersens focussen op hoe ze de bedreiging zo snel mogelijk kleiner kunnen maken, je ziet sommige (logische) oplossingen niet, ineen duiken, ogen afwenden. 


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Verwerkingsproces bij een crisis
Ook in tweede instantie reageert iedere persoon op zijn manier op een crisis.

woede, verdriet, angst, wanhoop, schuld, het gevoel verdoofd te zijn en depressieve gevoelens, hoofd er niet bij

Slide 15 - Tekstslide

Verdedigingsmechanismes
Er zijn ook zorgvragers en zorgprofessionals die onbewust bepaalde tactieken gebruiken om zichzelf staande te houden. Dit noem je verdedigings- of afweermechanismen.
Deze mechanismen zorgen ervoor dat de gebeurtenis niet goed verwerkt wordt. 

Slide 16 - Tekstslide

Verdedigingsmechanismes

* Ontkenning en verdringing
* Vluchtgedrag (alcohol), regressie (duimzuigen) en rationalisatie (laconiek)
* Projectie (iemand anders de schuld geven)
* Reactievorming (overschreeuwen) en compenseren (eten)

Slide 17 - Tekstslide

Een verliessituatie kan leiden tot een persoonlijke crisis.

A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

De coronacrisis is een voorbeeld van een maatschappelijke crisis.

A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Een verdedigingsmechanisme wordt als tactiek door iemand bewust ingezet om zichzelf staande te houden.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Rationaliseren betekent: wegredeneren, wegpraten.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Begeleiden van zorgvragers in een crisissituatie

Ben jij op dat moment kalm, flexibel en in staat daadkrachtig te handelen? Heb je je eigen emoties onder controle?
Zit je zelf in een overlevingsmode?

Slide 22 - Tekstslide

Afstemmen op de behoefte van de zorgvrager
 
1. zorgvrager veilig stellen (uit het gevaar halen, beschermen tegen beelden)
2. laten beseffen wat er gebeurd is, geruststellen, ruimte om emoties te uiten

Slide 23 - Tekstslide

Crisisreactie - stress
Op korte of lange termijn kunnen de lichamelijke gevolgen van stress ongezond zijn, bijvoorbeeld bij een zorgvrager met een hartaandoening. 

Fysieke symptomen: zweten, trillen, duizeligheid, misselijkheid, versnelde hartslag, hartkloppingen, versnelde ademhaling, hyperventilatie, verhoogde bloeddruk.






Slide 24 - Tekstslide

Crisisreactie - angst
De lichtste vorm van angst is nervositeit, zoals voor het afleggen van een examen. De ergste vorm van angst is paniek. De zorgvrager voelt zich dan radeloos en kan niet helder denken.
Je kunt de zorgvrager helpen door de ademhaling rustig(er) te krijgen (ademhalingsoefeningen, voorlezen, afleiden).

Als de paniekaanval voorbij is, kan de zorgvrager heftig natrillen of in huilen uitbarsten.










Slide 25 - Tekstslide

Crisisreactie - angst
Fysieke symptomen paniekaanval: snelle hartslag, zweten, duizeligheid, trillen of beven, versnelde ademhaling of hyperventileren, tintelingen of geen gevoel in handen of voeten, droge mond, misselijkheid, maagpijn, diarree en overgeven, benauwd gevoel, naar gevoel op de borst, gevoel dat de omgeving er anders uitziet, gevoel de controle te verliezen, gek te worden of dood te gaan.
De symptomen van een paniekaanval komen voor een groot deel overeen met die van hevige stress, maar ook met die van een hartinfarct.










Slide 26 - Tekstslide

Crisisreactie - angst
Bij reële angst is er een duidelijke relatie tussen een gebeurtenis die de angst veroorzaakte en de angstgevoelens van de zorgvrager. 
Bij niet-reële angst zijn de angstgevoelens niet gekoppeld aan een bedreigende gebeurtenis of staat de angst niet in verhouding tot de gebeurtenis (kan ook door wanen of hallucinaties). Er is dan sprake van een angststoornis

Slide 27 - Tekstslide

Crisisreactie - verwardheid
In een crisissituatie kan een zorgvrager verward reageren. Ook kan een crisis bestaande verwardheid verergeren, bijvoorbeeld bij dementie. Kan leiden tot hallucinaties.
Stress, angst en/of slaapgebrek kunnen de oorzaak van de verwardheid zijn.

Slide 28 - Tekstslide

Crisisreactie - verwardheid
* Beperk de prikkels 

* Zorg voor herkenningspunten
* Blijf altijd rustig, geduldig en vriendelijk.
* Spreek met korte zinnen 
* Zorg voor structuur in het dag- en nachtritme.
* Let op de veiligheid van de zorgvrager (verkeerde inschatting)
* Spreek een zorgvrager die hallucineert niet tegen. De waanbeelden zijn voor de zorgvrager levensecht. Ga er ook niet in mee, maar leidt de zorgvrager af.






Slide 29 - Tekstslide

Crisisreactie - onredelijke boosheid
Een crisissituatie geeft zorgvragers het gevoel dat ze bedreigd worden en de controle kwijt zijn, soms ook dat ze gefaald hebben. Dit kan boosheid en agressie oproepen die de zorgvrager afreageert op anderen (verplaatste agressie).

Feedback als boosheid over is en zorgvrager aanspreekbaar op gedrag. 
Bij gevaar: stevig vastpakken en streng toespreken (zonder jezelf in gevaar te brengen). 

Slide 30 - Tekstslide

Communiceren in een crisissituatie
* hou rekening met de zorgvrager en zijn cognitie
* maak oogcontact 
* geef korte, krachtige en duidelijke instructies wat iemand WEL moet doen
* geef basale informatie over het incident
* Wees voorzichtig met informatie als je verwacht dat er paniek uit kan breken
* soms kun je niet alles vertellen of mag dit niet van de zorgorganisatie
* hou rekening met de privacy van zorgvragers

Slide 31 - Tekstslide

Stress is in principe een ongezonde reactie van het lichaam.
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quizvraag

Verplaatste agressie is een voorbeeld van een overlevingsreactie.

A
juist
B
onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Mensen maken gebruik van verdedigingsmechanismen als de situatie meer van ze vraagt dan ze aankunnen.
A
juist
B
onjuist

Slide 34 - Quizvraag

Begeleiden bij het verwerkingsproces
Vooral de eerste periode na een crisissituatie is emotioneel zwaar, waarbij de zorgvrager overweldigd kan raken door zijn emoties. In een verwerkingsproces zijn zorgvragers meestal afwisselend bezig met hun herinnering aan wat er gebeurd is en het ontkennen van de gebeurtenis. Belangrijk is de zorgvrager de tijd te geven om aan de nare waarheid te wennen. Als de zorgvrager de nare gebeurtenis accepteert, zal hij (uiteindelijk) de crisis verwerken. Niet elke zorgvrager wil lichamelijk contact. Het is belangrijk om naar de zorgvrager te luisteren en er voor hem te zijn.

Slide 35 - Tekstslide

Signaleren van een dreigende crisis
Niet alles is te voorkomen, maar er zijn diverse situaties die je vooraf kunt herkennen. Wees alert, observeer de zorgvrager en grijp in wanneer je (nog) kunt. 
Voorbereiden op crisissituaties (protocollen, brandoefening)


Slide 36 - Tekstslide

Voorkomen van herhaling van crisissituaties
Eerst emotie, daarna evaluatie: 
Waardoor liep de situatie uit de hand?

Wat ging er fout?
Wat ging er goed?
Hoe kunnen we in een volgende situatie beter handelen?
Hoe kunnen we eenzelfde crisis de volgende keer voorkomen?



Slide 37 - Tekstslide

Omgaan met trauma's in de zorg
Zorgvragers komen niet altijd goed door een crisis heen. Soms is de impact van de crisis zo groot dat de zorgvrager er jaren later nog mee bezig is. Er is dan sprake van een trauma. De betekenis van het woord trauma is verwonding die lichamelijk en/of psychisch is. Op een psychotrauma kan een zorgvrager ook een lichamelijke reactie hebben, zoals migraine of chronische vermoeidheid.
Wanneer zorgvragers zeer langdurig last ervaren door een persoonlijk trauma, hebben zij een posttraumatische stressstoornis (PTSS).

Slide 38 - Tekstslide

Kenmerken van een psychotrauma
veelvuldige herbeleving. De zorgvrager heeft last van nachtmerries over de nare gebeurtenis of beleeft overdag opnieuw de emoties die hij tijdens de crisis had. 

vermijdingsreacties. De zorgvrager die aan een trauma lijdt, vermijdt het liefst de prikkels (gedachten, gesprekken, plaats, personen) die bij het trauma horen. 
verhoogde waakzaamheid. De zorgvrager is continu bang dat het weer gebeurt, is erg alert, schrikt snel en heeft moeite zich te ontspannen. 

Slide 39 - Tekstslide

Persoonlijke factoren bij ontstaan psychotrauma
 
* persoonlijkheid. (draagkracht, herstel) 

* balans tussen draagkracht en draaglast
* aan- of afwezigheid van sociale steun
* persoonlijke levensgeschiedenis en eerder opgelopen trauma's. 


Slide 40 - Tekstslide

Gedrag bij psychotrauma

moeite met concentreren, emotieloos, alles gebeurt op de automatische piloot, ongeduldig, gefrustreerd, snel boos worden, tot woedeaanvallen toe, 
voortdurend gespannen, 'opgefokt' of gestrest, schrikreacties, bijvoorbeeld bij aanraking, overgevoelig voor licht en/of geluid, overdreven reacties op onverwachte situaties en gebeurtenissen, somberheid, huilbuien, bewust opzoeken van risico's en zelfbeschadiging, snel overspoeld, niet in staat emoties in de hand te houden.










Slide 41 - Tekstslide

Begeleiden van een zorgvrager bij psychotrauma

 
* ben jij de juiste persoon?
* het negatieve gedrag van de zorgvrager is niet op jou persoonlijk gericht is en niet bewust zo bedoeld 
* kalm blijven
* veiligheid van jezelf, zorgvrager en andere zorgvragers

Slide 42 - Tekstslide

Begeleiden bij herbeleving

 * Voorkom dat de zorgvrager zichzelf, een ander of jou verwondt.
* Probeer de zorgvrager in het hier en nu te krijgen.
* Laat de emoties komen en zorg daarna voor afleiding.
* Toon begrip en luister actief als de zorgvrager na de herbeleving zijn gevoelens wil uiten.



Slide 43 - Tekstslide

Begeleiden bij woedeaanval
* voorkomen

* Blijf kalm, word zelf niet boos en spreek met rustige stem.
* Ga niet inhoudelijk in op de oorzaak van de woede-uitbarsting. 
* Stel grenzen aan het agressieve gedrag van de zorgvrager.
* Voorkom dat de zorgvrager zichzelf, een ander of jou verwondt.
* Vraag hulp van collega's en beveiliging, indien nodig.
* Zorg voor andere manieren waarop de zorgvrager zich kan uiten
* Toon begrip en luister actief als de zorgvrager na de woedeaanval zijn emoties wil uiten.






Slide 44 - Tekstslide

Omgaan met traumatriggers
Een traumatrigger is een psychologische prikkel die de zorgvrager herinnert aan zijn traumatische ervaring. 
Traumatriggers zijn vaak sensorisch, dat betekent dat ze waargenomen worden met de zintuigen.
Sommige zorgvragers kunnen, meestal met deskundige psychologische hulp, in kaart brengen welke triggers verband houden met hun trauma. 

Slide 45 - Tekstslide

Een psychotrauma kan leiden tot een lichamelijke reactie.
A
juist
B
onjuist

Slide 46 - Quizvraag

Wanneer de draagkracht van de zorgvrager groter is dan zijn draaglast, kan er een trauma ontstaan.
A
juist
B
onjuist

Slide 47 - Quizvraag

Traumatriggers worden vaak met de zintuigen waargenomen.
A
juist
B
onjuist

Slide 48 - Quizvraag