lesson up lucia

Frans
we gaan vanaag oefen opdrachten maken
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Frans
we gaan vanaag oefen opdrachten maken

Slide 1 - Tekstslide

inleiding
  1. Woorden en zinnen vertalen.
  2. grammatica
  3. oefenopdrachten 

Slide 2 - Tekstslide

Vertaal : dormir

Slide 3 - Open vraag

vertaal : content(e)

Slide 4 - Open vraag

vertaal : la vue

Slide 5 - Open vraag

vertaal : il se trouve

Slide 6 - Open vraag

vertaal : le centre

Slide 7 - Open vraag

vertaal : Comment tu trouves ta chambre?

Slide 8 - Open vraag

Vertaal : Tu as des frères ou des soeurs?

Slide 9 - Open vraag

Vertaal : Tu es souvent dans ta chambre?

Slide 10 - Open vraag

Vertaal : Tu habites où?

Slide 11 - Open vraag

Vertaal : Oui, j'ai un chien et un poisson.

Slide 12 - Open vraag

Passé Composé
Om te vertellen wat je hebt gedaan gebruik je de passé composé. Deze tijd maak je met een vorm van avoir en een voltoid deelwoord. Het voltooid deelwoord is stam ( helewerkwoord-er)+é.
voorbeeld: 
j'ai parlé = ik heb gepraat


Slide 13 - Tekstslide

passé composé voorbeelden
J'ai parlé-ik heb gepraat
Tu as parlé-jij hebt gepraat
il/elle parlé-hij/zij heeft gepraat
uitzonderingen
van de werkwoorden avoir,être en faire is de passé composé onregelmatig.
avoir=j'ai eu-ik heb gehad
être=j'ai été-ik ben geweest
faire=j'ai fait-ik heb gedaan/gemaakt

Slide 14 - Tekstslide

Passé Composé - ik praat (parler)
A
J'ai parlé
B
Je suis parle
C
J'ai parler
D
Je parler

Slide 15 - Quizvraag

Passé Composé - hij lacht (rigoler)
A
Je rigoler
B
Je suis rigolé
C
J'ai rigolé
D
J'ai rigoler

Slide 16 - Quizvraag

Passé Composé - wij geven (donner)
A
Nous sommes donné
B
Nous avons donné
C
Nous donner
D
Nous avons donner

Slide 17 - Quizvraag

Passé Composé - zij heeft gepraat (parler)
A
Elles ont parlé
B
Elle est parler
C
Ils ont parlé
D
Elle a parlé

Slide 18 - Quizvraag

Passé Composé - jullie hebben gegeven (donner)
A
Vous avez donné
B
Vous donnez
C
vous donner
D
Vous avez donner

Slide 19 - Quizvraag

Passé Composé - ik heb gehad (avoir)
A
J'ai avoir
B
Je suis avoir
C
J'ai eu
D
Je avoir

Slide 20 - Quizvraag

Passé Composé - ik ben geweest (être)
A
J'ai être
B
Je suis été
C
Je suis être
D
J'ai été

Slide 21 - Quizvraag

Passé Composé - ik heb gemaakt (faire)
A
Je faire
B
J'ai fait
C
J'ai faire
D
Je fait

Slide 22 - Quizvraag

Passé Composé - hij heeft gedaan (faire)
A
J'ai fait
B
il a fait
C
il faire
D
Je faire

Slide 23 - Quizvraag

Passé Composé - jij bent aangekomen (arriver)
A
Tu es arrive
B
Vous avez arrivé
C
Tu as arrivé
D
Vous arriver

Slide 24 - Quizvraag

Eind

Slide 25 - Tekstslide