Donderdag 4 februari 2021

sterke ww:
1 / 30
volgende
Slide 1: Woordweb
SpellingBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

sterke ww:

Slide 1 - Woordweb

De jongens _________ de post rond. (brengen, vt)

Slide 2 - Open vraag

Het ijs in mijn glas ...... (smelten, vt)

Slide 3 - Open vraag

Mijn oom ________ met zijn neefje. (gamen, tt)

Slide 4 - Open vraag

Hier ________ onze wegen. (scheiden, vt)

Slide 5 - Open vraag

Wij _________ het haar. (vlechten, vt)

Slide 6 - Open vraag

Oma _______ een sjaal. (breien, tt)

Slide 7 - Open vraag

Ik _____________ haar met het verlies. (troosten, vt)

Slide 8 - Open vraag

De mannen ________ op de bank. (liggen, vt

Slide 9 - Open vraag

De dame ______ haar spullen. (checken, tt)

Slide 10 - Open vraag

De wind __________ door de kieren van het huis. (suizen, vt)

Slide 11 - Open vraag

Alles wat volgens de wet niet mag, noemen we:
A
criminaliteit
B
officier van justitie
C
proces
D
aanklagen

Slide 12 - Quizvraag

Als iets wel mag, dan is het:
A
illegaal
B
legaal
C
criminaliteit

Slide 13 - Quizvraag

Je bent ________, als je iets doet wat niet mag.
A
strafbaar
B
criminaliteit
C
illegaal
D
legaal

Slide 14 - Quizvraag

Dunne dierenhuid waar vroeger op geschreven werd, noemen we:
A
perkament
B
papyrus
C
spijkerschrift
D
het schrift

Slide 15 - Quizvraag

De overlevering is een verhaal:
A
dat wel waar is en gaat over vreemde wezens.
B
dat wel waar is, en dat gaat over godsdienst en geschiedenis.
C
dat niet waar is en dat gaat over vreemde wezens.
D
dat niet waar is, en dat gaat over godsdienst en geschiedenis.

Slide 16 - Quizvraag

Hoe noemen we een teken uit de oude Egyptische taal?
A
spijkerschrift
B
hiëroglief
C
lei
D
griffel

Slide 17 - Quizvraag

Als je jezelf neerlegt bij je verlies dan:
A
geef je jezelf gewonnen
B
heb je het niet breed.
C
Ga je uit je dak.
D
ben je in alle staten.

Slide 18 - Quizvraag

Als je niet veel geld hebt:
A
heb je het niet breed
B
ga je uit je dak
C
moet je op de kleintjes letten
D
moet je ergens werk van maken.

Slide 19 - Quizvraag

Iets niet goed doen: welke uitdrukking hoort er bij?
A
zich koest houden
B
op zijn dooie gemakje werken.
C
geen vin verroeren
D
half werk leveren

Slide 20 - Quizvraag

De hond greep de bal van de jongens tijdens de wandeling. Wat is het onderwerp? (zonder hoofdletter)

Slide 21 - Open vraag

De gordijnen hangen voor het raam. Wat is het gezegde? (zonder hoofdletter)

Slide 22 - Open vraag

Hij pakt de hengel uit de sloot. Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 23 - Open vraag

Hij geeft zich gewonnen. Welk werkwoord is het hulpwerkwoord?

Slide 24 - Open vraag

De jongens blijken de wedstrijd te kunnen winnen. Wat is het zelfstandige werkwoord?

Slide 25 - Open vraag

De man kookt het eten. Wat is kookt?
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord

Slide 26 - Quizvraag

Welk(e) woord(en) zorgt voorbeeldspraak: We gaan als een speer
A
We
B
gaan
C
als
D
een speer

Slide 27 - Quizvraag

De tijd loopt vanaf nu. Wat voor soort beeldspraak is dit?
A
Menselijk gedrag aan een voorwerp
B
Deel voor een geheel
C
Geheel voor een deel
D
Vergelijking met als

Slide 28 - Quizvraag

Frankrijk gaat de wedstrijd winnen. Welk woord zorgt voor beeldspraak?
A
Frankrijk
B
gaat
C
de wedstrijd
D
winnen

Slide 29 - Quizvraag

Wat voor soort beeldspraak zie je hier: "Zo trots als een pauw."
A
vergelijking zonder als
B
vergelijking met als
C
deel voor een geheel
D
geheel voor een deel

Slide 30 - Quizvraag