Periode 4 week 4 les 1

Je mag je telefoon bij je houden.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Je mag je telefoon bij je houden.

Slide 1 - Tekstslide

Programm:
- Hausaufgaben korrigieren
- Grammatik erklären
- Hausaufgaben machen

Slide 2 - Tekstslide

Aufgabe 4 Seite 32
Zimmer
Wohnungstypen
Möbelstücke
die Küche
der Bauernhof
der (Schreib)tisch
die Toilette
die Wohnung
der Stuhl
das Badezimmer
das Einfamilienhaus
der Schrank
das Wohnzimmer
das Haus
der Fernseher
das Schlafzimmer
das Sofa
die Dusche
das Bett

Slide 3 - Tekstslide

Aufgabe 5 Seite 32

Slide 4 - Tekstslide

Aufgabe 6 Seite 33
  1. Balkon
  2. stehen
  3. Zimmer
  4. Fenster
  5. gemütlich
  6. oben

Slide 5 - Tekstslide

Aufgabe 7 Seite 33
  1. zu Hause
  2. ganz
  3. gefallen
  4. Haus
  5. sauber machen
  6. unten

Slide 6 - Tekstslide

Aufgabe 8 Seite 34
1 der Schrank, die Wände
2 die Stühle, der Tisch, das Bett
3 die Stühle
4 die Wände, das Sofa
5 die Tür
6 der Fernseher

Slide 7 - Tekstslide

Aufgabe 9 Seite 34
  1. hören
  2. spielen
  3. wohnen
  4. beschreiben
  5. aufräumen
  6. lesen
  7. machen 

Slide 8 - Tekstslide

Aufgabe 14 Seite 38 (B)

Slide 9 - Tekstslide

Aufgabe 14 Seite 38 (C)
  1. C
  2. Het is makkelijk te verplaatsen/ je hebt er snel een nieuwe kamer bij.
  3. C
  4. C
  5. heuvelachtige gebieden
  6. B

Slide 10 - Tekstslide

Aufgabe 15 Seite 40

Slide 11 - Tekstslide

Aufgabe 18 Seite 42

Slide 12 - Tekstslide

Grammatik erklären
Welke bepaalde lidwoorden horen er bij M, V, O en MV?
M (mannelijk)
V
(vrouwelijk)
O
(onzijdig)
MV
(meervoud)
1e naamval
4e naamval

Slide 13 - Tekstslide

Grammatik erklären
Welke onbepaalde lidwoorden horen er bij M, V, O en MV?
M (mannelijk)
V
(vrouwelijk)
O
(onzijdig)
MV
(meervoud)
1e naamval
4e naamval

Slide 14 - Tekstslide

Grammatik erklären
der-groep
M (mannelijk)
V
(vrouwelijk)
O
(onzijdig)
MV
(meervoud)
1e naamval
der
die
das
die
4e naamval
den
die
das
die
ein-groep
M (mannelijk)
V
(vrouwelijk)
O
(onzijdig)
MV
(meervoud)
1e naamval
ein
eine
ein
keine
4e naamval
einen
eine
ein
keine

Slide 15 - Tekstslide

Grammatik erklären
ik
jij
hij
zij
het
wij
jullie
zij
u
wie
wat
1e
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Sie
wer
was
4e
mich
dich
ihn
sie
es
uns
euch
sie
Sie
wen
was

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Hausaufgaben
Machen:
Aufgabe 19 + 20 Seite 43 + 44
Opdrachtenblad 1
Lernen:
Aantekening 1

Slide 18 - Tekstslide