Elke maand, de tijd tussen een nieuwe en een volle maan, is 29,25 dagen, is er twee keer springtij en twee keer doodtij.
Tussen elk van deze getijden zit ongeveer zeven dagen.
Tussen doodtij en springtij wordt het getij iedere dag 'sterker' tot aan het springtij. Andersom geldt dat na het springtij het getij in kracht afneemt, tot aan het moment van het doodtij.