Signaalwoorden h2.3

Signaalwoorden
signaalwoorden en verbanden paragraaf 4 blz 21


1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Signaalwoorden
signaalwoorden en verbanden paragraaf 4 blz 21


Slide 1 - Tekstslide

Wat is een signaalwoord?
• Verbindingswoorden
•Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s

Slide 2 - Tekstslide

Tijd
Voordat, nadat, eerst, intussen, terwijl, toen, vervolgens, zodra, ten slotte, daarna, wanneer, vroeger.

Slide 3 - Tekstslide

Opsomming
En, ook, ten eerste, ten tweede, tevens, om te beginnen, verder, bovendien, daarnaast, niet alleen...maar ook, zowel...als, ten slotte

Slide 4 - Tekstslide

Tegenstelling
Maar, echter, toch, evenwel, daarentegen, enerzijds...anderzijds, daar staat tegenover, integendeel

Slide 5 - Tekstslide

Ook wordt er geen beveiligde verbinding gebruikt tijdens het bestellen.

' Ook' is een
A
redengevend signaalwoord
B
opsommend signaalwoord
C
tegenstellend signaalwoord
D
oorzakelijk signaalwoord

Slide 6 - Quizvraag

Signaalwoord: daarnaast

Tekstverband:
A
tijdsvolgorde
B
opsomming
C
tegenstelling

Slide 7 - Quizvraag

Signaalwoord: toen

Tekstverband
A
opsommend
B
tijdsvolgorde
C
tegenstelling

Slide 8 - Quizvraag

Ik heb de toets goed geleerd, maar kreeg een laag cijfer
A
Maar = signaalwoord voor opsomming
B
Maar = signaalwoord voor tegenstelling
C
Maar = signaalwoord voor voorbeeld
D
Maar = signaalwoord voor toets

Slide 9 - Quizvraag

In een tekstje staat het signaalwoord 'maar'.
Welk verband geeft dit signaalwoord aan?
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
tijdvolgorde

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het signaalwoord + verband:

Grote schoonmaak
Opruimen is niet mijn sterkste kant. Rotzooi maken kan ik daarentegen wel goed.

A
Rotzooi - signaalwoord opsomming
B
Grote - signaalwoord toelichting
C
daarentegen - signaalwoord tegenstelling
D
Goed - signaalwoord voorbeeld

Slide 11 - Quizvraag

wat is (zijn) signaalwoord(en)?
A
tegen
B
bovendien
C
vervolgens
D
zij

Slide 12 - Quizvraag

Welk woord is geen signaalwoord?
A
Bovendien
B
Daarnaast
C
Terwijl
D
Zijn

Slide 13 - Quizvraag

Het bestelproces wijkt dus af van de echte procedure van de Dixons-site, maar oogt desondanks geloofwaardig.

' maar' is een
A
redengevend signaalwoord
B
opsommend signaalwoord
C
tegenstellend signaalwoord
D
oorzakelijk signaalwoord

Slide 14 - Quizvraag

Fraudeurs hebben de website van Dixons nagemaakt [en] hebben tienduizenden advertenties voor grote kortingen op Markplaats gezet, meldt de technologiewebsite Tweakers.
'en' is een
A
voorbeeldgevend signaalwoord
B
opsommend signaalwoord
C
tegenstellend signaalwoord
D
samenvattend signaalwoord

Slide 15 - Quizvraag

Sleep het signaalwoord naar het juiste tekstverband
Opsommend
tegenstellend
chronologisch
Vervolgens
Desondanks
Later
Wanneer

Slide 16 - Sleepvraag

Aan de slag
Maken opdracht 1 blz 22 (15 minuten)
Klaar?
Maken opdracht 2 blz 22 (10 minuten)
Nakijken klassikaal (10 minuten)

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag
Lees opdracht 3 over filmpje blz 24
Filmpjes bekijken (signaalwoorden en Tiny House)
Maken opdracht 3 blz 24
Maken opdracht 2 tot en met 6 van blz. 22 t/m 26
Dit doe je in stilte
Over een half uur gaan we nakijken

Slide 18 - Tekstslide