Het Pleistoceen kan met recht de periode van de
diepvriesaarde worden genoemd. Het ijs kwam vanuit Scandinavië enkele malen tot Nederland geschoven. Klimaat- en landschapszones schoven ver naar het zuiden. De diepvriesaarde laat ons zien dat een klimaatverandering zich zelf kan versterken. IJs reflecteert veel zonnestraling. Tijdens de ijstijden in het Pleistoceen werd dan ook veel meer zonnestraling gereflecteerd dan tegenwoordig het geval is. De aarde ontving dus minder zonne-energie en het ijs kan zich nog verder naar het zuiden verplaatsen. Alleen door een grote verandering kon dit proces worden omgedraaid. De Serviër
Milankovitch bedacht een theorie die het ontstaan van ijstijden en tussenijstijden kunnen verklaren.
De laatste 10.000 jaar, het Holoceen, wordt gekenmerkt door een snelle opwarming na afloop van de laatste ijstijd. Waarschijnlijk is het Holoceen gewoon een tussenijstijd en zal de temperatuur uiteindelijk weer gaan dalen.