In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Sterke en zwakke zuren
Slide 1 - Tekstslide
Herhaling koolstofchemie
Ethaan
Eth = 2 C
-aan = enkele bindingen tussen C's
Binas 66CD
Ethaanzuur
zuur = COOH-groep
Molecuulformule ethaanzuur = CH3COOH
Slide 2 - Tekstslide
Geef de naam van het molecuul.
Slide 3 - Open vraag
Zuren
Een zuur is een deeltje wat één of meerdere H+ ionen kan afstaan.
Ook wel een H+ donor genoemd.
Hoe meer H+ in oplossing, hoe zuurder de oplossing (dus hoe lager de pH).
Bij een alkaanzuur, wordt alleen de H+ van de zuurgroep afgestaan.
Slide 4 - Tekstslide
Oplosvergelijking (ionisatie) zuren
Zoutzuur = oplossing van waterstofchloride in water (Binas 66A):
HCl -> H+ + Cl-
Oplossen van zwavelzuur in water (Binas 66B):
H2SO4 -> 2 H+ + SO42-
Oplossen van azijnzuur (ethaanzuur, Binas 66A) in water:
CH3COOH -> H+ + CH3COO-
Slide 5 - Tekstslide
Geef de vergelijking waarbij mierenzuur (HCOOH) wordt opgelost. Gebruik Binas 66A/D (en evt. 49).
Slide 6 - Open vraag
Sterke en zwakke zuren
Binas 49 geeft een overzicht van bekende zuren en basen.
Onder te verdelen in: sterk, zwak en zeer zwak, zie volgende slide.
Hoe sterker een zuur, hoe makkelijker het H+ ion kan worden afgesplitst.
Bij gelijke molariteit, heeft een sterk zuur een lagere pH, een hogere geleidbaarheid en zal hij sterker reageren dan een zwak zuur (meer H+ in oplossing).
Slide 7 - Tekstslide
Binas 49
Slide 8 - Tekstslide
sterke zuren
Slide 9 - Tekstslide
Is salpeterzuur een sterk/zwak zuur of base? Gebruik Binas 49 en 66B.
A
Sterk zuur
B
Zwak zuur
C
Sterke base
D
Zwakke base
Slide 10 - Quizvraag
Is het azijnzuur een sterk/zwak zuur of base? Gebruik Binas 49.
A
Sterk zuur
B
Zwak zuur
C
Sterke base
D
Zwakke base
Slide 11 - Quizvraag
Binas 49
CH3 COOH
S2-
HNO3
In rood de antwoorden op de quizvragen
Slide 12 - Tekstslide
sterke zuren
Slide 13 - Tekstslide
Welke zuren zijn zwak?
A
HCl
B
HCOOH
C
HNO3
D
HPO4
Slide 14 - Quizvraag
Notatie sterk zuur.
Bij een sterk zuur is er volledige ionisatie.
Waterstofchloride opgelost in water heeft de volgende notatie:
H+ (aq) + Cl- (aq)
Slide 15 - Tekstslide
Notatie zwak zuur
Bij een zwak zuur is de ionisatie niet volledig de notatie van een azijnzuur oplossing in water is:
CH3 COOH (aq)
Slide 16 - Tekstslide
geef de notatie van een oplossing van oxaalzuur
Slide 17 - Open vraag
formule staat in tabel 66B
zwak (49) dus C2H2O4 (aq)
Slide 18 - Tekstslide
Herhaling pH berekening
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
De [H+] in een oplossing is 3,4 x 10 -3 M. Bereken de pH van deze oplossing.
Slide 23 - Open vraag
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
De pH van een oplossing 4,16. Bereken de [H+] in deze oplossing.
Slide 26 - Open vraag
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
--->
Wat is de molverhouding tussen HBr en H+ ?
H++Br−
HBr
A
1:2
B
1:1
C
2:1
D
1:3
Slide 31 - Quizvraag
Slide 32 - Tekstslide
Dus: [H +] = 6,24 x 10 -2 M. Bereken de pH in het juiste aantal decimalen.
Slide 33 - Open vraag
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
--->
Wat is de molverhouding tussen H2SO4 en H+ ?
H2SO4
2H++SO42−
A
1:2
B
1:1
C
2:1
D
1:3
Slide 37 - Quizvraag
Slide 38 - Tekstslide
Dus: [H +] = 5,708 x 10 -3 M. Bereken de pH in het juiste aantal decimalen.
Slide 39 - Open vraag
Slide 40 - Tekstslide
Voorbeeld 5
Om de [H+ ] te berekenen uit de pH gebruiken we de formule
[H+ ] = 10 -pH
Wanneer de pH=2,10 dan:
[H+ ] = 10-2,10 Let op pH is 2 decimaal dus de [H+ ] is 2 significant
[H+ ] = 7,9 x 10-3 mol per liter
Slide 41 - Tekstslide
Afronding
We gaan van par 13.3 de volgende opgaven maken:
Zorg ervoor dat je de pH berekeningen goed kunt uitvoeren.