In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Leesstrategieën
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
Kun je de verschillende leesstrategieën opnoemen
Kun je herkennen welke leesstrategie wanneer ingezet wordt bij het lezen van een tekst
Slide 2 - Tekstslide
Je krijgt een brief van school over de coronamaatregelen. Hoe lees jij deze brief?
A
Ik lees de hele brief drie keer en markeer belangrijke gedeeltes
B
Ik lees de brief één keer aandachtig
C
Ik lees alleen de gedeeltes die over mijn studie gaan
D
Brief van school...?
Slide 3 - Quizvraag
Je moet leren voor een toets. Hoe lees je een paragraaf?
A
Ik bekijk alleen titel, tussenkopjes, plaatjes
B
Ik lees alleen de tekst rondom de dikgedrukte begrippen
C
Ik lees de tekst één keer en markeer belangrijke zinnen
D
Ik lees de tekst vier keer helemaal door
Slide 4 - Quizvraag
Je krijgt een valentijnskaart met een tekst erop. Hoe lees je dit?
A
Ik kijk alleen van wie de kaart is
B
Ik kijk het even gauw door
C
Ik lees de tekst aandachtig
D
Ik lees de tekst een keer snel en daarna drie keer opnieuw
Slide 5 - Quizvraag
Je wilt de ingrediënten halen voor een cake recept. Hoe lees je het recept?
A
Verkennend
B
Globaal
C
Intensief
D
Kritisch
Slide 6 - Quizvraag
Leesstrategieën
Uit voorgaande vragen blijkt: niet elke tekst lees je op dezelfde manier. Je manier van lezen is afhankelijk van:
-Wat voor soort tekst is het?
-Wat wil je met de tekst?
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
Verkennend lezen
Doel: voorspellen wat er in de tekst staat (onderwerp/tekstsoort)
uiterlijk van de tekst
titel, lead, tussenkopjes en de bron.
afbeeldingen en de bijschriften.
.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
Globaal lezen
Je bekijkt:
De opbouw van de tekst: inleiding – kern - slot.
Je leest de eerste en laatste zinnen van elke alinea.
Wat is het onderwerp? Wat zijn de deelonderwerpen?
Wat zijn de kernzinnen van de alinea’s?
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Slide 14 - Tekstslide
Kritisch lezen
Wat is het tekstdoel van de schrijver en hoe probeert hij dat
te bereiken? Wat is het standpunt? Wat zijn de argumenten?
Wat is een feit?
Wat is een mening?
Slide 15 - Tekstslide
Wat is een voorbeeld van een leesstrategie?
A
De tekst overslaan
B
Samenvatten na het lezen
C
Alleen de titels lezen
D
Annoteren van belangrijke zinnen
Slide 16 - Quizvraag
Wat zijn leesstrategieën?
A
Technieken om teksten beter te begrijpen
B
Kleuren gebruiken tijdens het lezen
C
Manieren om informatie te verwerken
D
Snelheid van het lezen verbeteren
Slide 17 - Quizvraag
Welke strategie helpt bij voorspellen?
A
Hypotheses vormen over inhoud
B
Afbeeldingen negeren tijdens lezen
C
Tekst hardop voorlezen
D
Vragen stellen over de tekst
Slide 18 - Quizvraag
Je zoekt een geschikte bron voor een verslag via Google. Welke leesstrategie gebruik je?
A
Verkennend lezen
B
Globaal lezen
C
Kritisch lezen
D
Intensief lezen
Slide 19 - Quizvraag
Je hebt een geschikte bron gevonden voor je verslag, en je zoekt nu naar jouw specifieke onderwerp. Welke leesstrategie?
A
Verkennend lezen
B
Globaal lezen
C
Kritisch lezen
D
Intensief lezen
Slide 20 - Quizvraag
Je gaat een debat houden over orgaandonor zijn. Hoe ga je de informatie over orgaandonatie lezen?
A
Verkennend
B
Intensief
C
Globaal
D
Kritisch
Slide 21 - Quizvraag
Je hebt bepaald dat je bron geschikt is voor je verslag. Hoe ga je vervolgens de tekst lezen?
A
Verkennend lezen
B
Globlaal lezen
C
Intensief lezen
D
Kritisch lezen
Slide 22 - Quizvraag
Onderwerp: 'indianen'. Je leest een petitie voor schadevergoeding voor de indianen. Hoe lees je dit?
A
Verkennend lezen
B
Globaal lezen
C
Intensief lezen
D
Kritisch lezen
Slide 23 - Quizvraag
Lees onderstaande leessituaties. Welke leesstrategie pas je toe?
Situatie 1:
Om 07.00 uur valt de krant door de brievenbus. Voordat je naar school gaat, wil je snel weten wat het belangrijkste nieuws is.
Situatie 2:
Voor Nederlands moet je een verslag shrijven over klimaatverandering. Je hebt op internet een tekst gevonden over het klimaat. Je wilt weten of je de tekst kunt gebruiken.
Situatie 3:
Je hebt morgen een toets over werkwoordspelling. Je leest de theorie in je (online) boek.
Situatie 4:
Je leest een ingezonden brief in de krant over corona. De arts die de brief heeft geschreven, heeft de reputatie een virusontkenner te zijn.