1V 3.2 Zien dl2

3.2 Zien dl2
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

3.2 Zien dl2

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
- Herhalen 3.2 dl1: bouw oog, netvlies en pupilreflex

3.2 dl2 Zien: 
- Wanneer heb je een bril nodig?
- Hoe zie je diepte?

PO Bewegen: Onderzoeksvraag, Hypothese, Theorie afronden

Slide 2 - Tekstslide

wenkbrauw
traanklier
traanbuis
pupil
wimper
iris
ooglid
harde oogvlies

Slide 3 - Sleepvraag

Harde oogrok
Netvlies
gele vlek
Oogzenuw
Blinde vlek
Glasachtig lichaam
Vaatvlies
Oogspier
Lens
Hoornvlies
Iris
timer
3:00

Slide 4 - Tekstslide

Lens
Pupil
Iris
Hoornvlies

Harde oogvlies
Vaatvlies
Netvlies
Glasachtig lichaam
Oogzenuw
Oogspier

Slide 5 - Sleepvraag

In welke laag liggen de zintuigcellen van een oog?
A
In het vaatvlies
B
In het netvlies
C
In het harde oogvlies

Slide 6 - Quizvraag

Hoe noemen we nummer 3?
A
pupil
B
iris
C
harde oogvlies
D
glasachtig lichaam

Slide 7 - Quizvraag

Het oog bestaat uit de volgende lagen:
A
harde oogvlies
B
harde oogvlies/vaatvlies/netvlies
C
harde oogvlies/netvlies
D
harde oogvlies/vaatvlies

Slide 8 - Quizvraag

De buitenste laag van je oog heet
A
Vaatvlies
B
Harde oogvlies
C
Netvlies
D
Pupil

Slide 9 - Quizvraag

De oogspieren zitten vast aan het harde oogvlies.
A
juist
B
niet juist

Slide 10 - Quizvraag

Hoe heet onderdeel 10
A
De Iris
B
De Lens
C
De Pupil
D
Het harde oogvlies

Slide 11 - Quizvraag

Nummer 2 is
A
de lens
B
de pupil
C
het harde oogvlies
D
het hoornvlies

Slide 12 - Quizvraag

Hoe noem je het groter en kleiner worden van de pupil?
(tip: dit gaat vanzelf)
A
Oogreflex
B
Pupilreflex
C
Accomoderen
D
Accomodatiereflex

Slide 13 - Quizvraag

Hoe noemen we nummer 2?
A
pupil
B
iris
C
harde oogvlies
D
glasachtig lichaam

Slide 14 - Quizvraag

Welk gedeelte van het harde oogvlies is doorzichtig?
A
Hoornvlies
B
Pupil
C
Vaatvlies
D
Netvlies

Slide 15 - Quizvraag

Welke onderdeel beschermt het oog doordat het zo stevig is.
A
Pupil
B
Harde oogvlies
C
Iris
D
Netvlies

Slide 16 - Quizvraag

Het hoornvlies is een deel van het ........
A
netvlies
B
harde oogvlies

Slide 17 - Quizvraag

Het witte gedeelte van het oog heet...
A
het harde oogvlies
B
het hoornvlies
C
het netvlies
D
de pupil

Slide 18 - Quizvraag

Hoe heten de zintuigcellen van het oog?
A
staafjes en kegeltjes
B
haakjes en oogjes
C
vegertjes en blikjes
D
pionnen en balletjes

Slide 19 - Quizvraag

Pietertje loopt in de schemering. Welke zintuigcellen werken?
A
Kegeltjes en staafjes
B
alleen de kegeltjes
C
alleen de staafjes
D
geen kegeltjes en geen staafjes

Slide 20 - Quizvraag

Op het netvlies zitten staafjes en kegeltjes. Wat nemen deze waar?

A
Kegeltjes nemen kleuren waar, staafjes licht
B
Kegeltjes nemen 'normaal' licht waar, staafjes kleuren

Slide 21 - Quizvraag

In welk onderdeel van het oog komt licht binnen?
A
Iris
B
Pupil
C
Netvlies
D
Staafjes en kegeltjes

Slide 22 - Quizvraag

De gele vlek is de plaats waar...
A
De verhouding kegeltjes en staafjes gelijk zijn zodat je een helder beeld hebt
B
de meeste staafjes zitten en waar je dus het best contouren kan zien
C
de meeste kegeltjes zitten en waar je dus het best kleur kan zien
D
de plaats waar geen kegeltjes en geen staafjes zijn, je ziet dan vooral geel

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Neem de tabel over en vul in!

Slide 26 - Tekstslide

Diepte zien
Je ziet diepte doordat je met je rechteroog iets anders ziet dan met je linkeroog. Je hersenen voegen die twee beelden samen tot één beeld.

Slide 27 - Tekstslide

Aan de slag:
- Maken 3.2 opdr. 23 t/m 28
- Nakijken 3.2 (incl. HW)
timer
15:00

Slide 28 - Tekstslide

PO Bewegen: Onderzoeksvraag + Hypothese
Bekijk de meetresultaten van de motorische test. 
Bedenk per groep een goede onderzoeksvraag over lenigheid, spierkracht of conditie. Je maakt dus een keuze en gaat ook niet alle meetresultaten gebruiken! 

Een goede onderzoeksvraag:
- Moet duidelijk zijn wat je wilt onderzoeken, gebruik specifieke termen!
- Mag maar 1 factor tegelijk onderzocht worden!

Slide 29 - Tekstslide

Onderzoeksvraag
- Bedenk samen met je groep een leuke onderzoeksvraag + een hypothese
- Laat controleren door de docent

Hoe pak je het aan? 
Kijk goed naar de gegevens die jullie hebben van de leerlingen:
- Je kan groepen vergelijken: bijv. wel/niet fietsen naar school & kracht beenspieren of  jongens/meisjes & lenigheid
- Je kan zoeken naar een verband: bijv. uren sporten p.w. & conditie of BMI & snelheid

Slide 30 - Tekstslide

Verder met Theorie
Onderzoeksvraag goedgekeurd? 
Vul de theorie aan met info die voor jullie onderzoeksvraag belangrijk is (maak eerst weer een taakverdeling)

Bijvoorbeeld:
- Verschillen in bouw tussen jongens en meisjes (vergelijking m/v)
- Welke stoffen spieren nodig hebben/ kwijt moeten raken om lang te kunnen werken (conditie)
- Wat lenigheid is (lenigheid)



Slide 31 - Tekstslide

Huiswerk
- PO Bewegen stap 1 t/m 3: theorie (afgerond), onderzoeksvraag en hypothese --> vrij 16 feb inleveren via Classroom 

Slide 32 - Tekstslide