Orientatie in de twee- en driedimensionale wereld Domein 2

Welkom!



Oriëntatie in de twee- en driedimensionale wereld
Domein 2
 


1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!



Oriëntatie in de twee- en driedimensionale wereld
Domein 2
 


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen:
  • Je leert vlakke figuren herkennen.
  • Je leert meetkundige begrippen, zoals evenwijdig, loodrecht en symmetrie herkennen.
  • Je leert ruimtelijke figuren herkennen.
  • Je herkent de oppervlakte en de omtrek


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Je leert vlakke figuren herkennen.
  • Je leert veelgebruikte meetkundige begrippen.
  • Je leert de oppervlakte berekenen en oppervlaktematen omrekenen.
  • Je leert de omtrek berekenen.





Elena Mastromichalis

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vlakke figuren
Een vlakke figuur is tweedimensionaal. Het vierkant, de rechthoek, de driehoek en de cirkel zijn voorbeelden van vlakke figuren.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vlakke figuren
  • Vlakke figuren hebben 2-dimensies (2D), geen diepte
  • lengte en breedte
  • oppervlakte
  • bij oppervlakte noteer je: m2, dm2, cm2, mm2)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meetkundige begrippen
Om vlakke figuren te omschrijven kun je meetkundige begrippen gebruiken, zoals:
 rond
 recht
midden
horizontaal 
evenwijdig en loodrecht.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eigenschappen figuren
Lijnen kunnen evenwijdig en loodrecht aan elkaar zijn.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Loodrecht en evenwijdig
Lijnen die elkaar onder een rechte 
hoek (90°) snijden, noemen we  
loodrecht of haaks. ∟


Lijnen die dezelfde richting 
hebben en elkaar niet snijden, 
zijn evenwijdig of parallel //.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Ruimtelijkefiguren

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ruimtelijke figuren
Ruimtelijke figuren zijn driedimensionaal. De piramide, de balk, de bol, de kubus, de cilinder en de kegel zijn voorbeelden van ruimtelijke figuren.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ruimtelijke figuren
  • Hebben drie dimensies (3D)
  • Lengte, Breedte, Diepte
  • Heeft een inhoud (je kunt er iets in doen)
  • Inhoudsmaten (m3, dm3, cm3, mm3) 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ruimtelijke figuren

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen van deze les
vierkant, rechthoek, driehoek, cirkel, ruit en parallellogram zijn 

 evenwijdig of parallel
 loodrecht of haaks

 spiegel symmetrisch of lijn symmetrisch.
Piramide, Balk, Bol, Kubus, Cilinder, Kegel, Prisma

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ruimtelijke figuren

Ruimtelijke figuren zijn driedimensionaal (3D).

Het verschil met vlakke figuren is dat jij bij ruimtelijke figuren diepte kan zien.


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zat het ook alweer?
Wat was ook al weer lijnsymmetrisch?

Wat was ook al weer draaisymmetrisch?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lijnsymmetrie
Als twee helften elkaars spiegelbeeld zijn spreken we over lijn- of spiegelsymmetrie.
Met een spiegeltje kun je controleren of een figuur lijnsymmetrisch is. Leg het spiegeltje op de vouwlijn van de figuur. 

Zie je nu de hele figuur dan is deze figuur lijnsymmetrisch.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lijnsymmetrie
Een figuur die je kunt dubbelvouwen, zodat de beide helften netjes op elkaar passen, heet spiegelsymmetrisch of lijnsymmetrisch

Deze tuin heeft twee
spiegellijnen of 
spiegelassen.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Symmetrie
Een figuur die je kunt dubbelvouwen, zodat de beide helften netjes op elkaar passen, heet spiegelsymmetrisch of lijnsymmetrisch.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Symmetrie-as
Alleen het vliegtuig is lijnsymmetrisch. 

Je kan het spiegeltje op de rode vouwlijn
leggen om dit te controleren.

Deze vouwlijn noemen we de symmetrieas.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 4
Hoeveel spiegellijnen hebben onderstaande figuren?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vlakke figuren zie jij?
Markt Sittard

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vlakke figuren

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evenwijdig/parallel
Lijnen die dezelfde richting hebben en elkaar niet snijden, die zijn 'evenwijdig/parallel'. 


De lijnen van een driehoek zullen elkaar uiteindelijk snijden...

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Loodrecht/haaks
Lijnen die elkaar onder een rechte hoek (90º) snijden noemen we 'loodrecht of haaks'. 

Kleiner dan 90º        precies 90º          Groter dan 90º

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drop wordt gemaakt in allerlei herkenbare vormen. Welke vlakke en ruimtelijke figuren herken je?
Vlakke figuren:
Ruimtelijke figuren:

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke ruimtelijke figuren
herken je in de speelhuisjes?
A
Vierkant- driehoek- rechthoek
B
Kubus, driehoek, vierkant
C
Kubus, prisma, balk- piramide
D
Kubus- balk-piramide

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel cm2 is de oppervlakte
van het scherm van de telefoon?
A
70 +70 +150 +150 = mm
B
70 X 150 = mm
C
70 X 15 =10500 MM nu omrekenen naar cm2 = 1050 cm2
D
70 X 15 =10MM nu omrekenen naar cm2 =10,5 cm2

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oppervlakte en Omtrek

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omtrek
De omtrek van een figuur is de lengte die je om een figuur heen meet. 
5 cm + 5 cm + 5 cm + 5 cm = 20 cm


Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omtrek en oppervlakte 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oppervlakte

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het?
Ieder vlak figuur heeft een omtrek en oppervlakte.
  • De omtrek is de rand die om het figuur heen past.
  • De oppervlakte is het vlak van een object dat bedekt kan worden.
 
Ruimtelijke figuren hebben geen omtrek maar wel een inhoud.
  • De inhoud is de hoeveelheid ruimte binnenin het figuur.

Het is belangrijk dat je goed kijkt naar de maateenheid en dit erbij vermeld.


Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 hm2 = .......    m2 : maak met je buurman zoveel mogelijk opdrachten in 1 minuut    

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omtrek & oppervlakte

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omtrek en oppervlakte

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4.2 
2.2 omtrek en oppervlakte 

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beheers je deze paragraaf?
Boven de 80 % mag je zelfstandig verder werken.

Maak keuze of je meedoet met de uitleg:

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel cm3 is de inhoud
van de hocker?

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkmoment 2.3 Inhoud 



Maak tweetallen en maak een keuze qua opdrachten
timer
8:00

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 44 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag met opdrachten uit 2.4
timer
8:00

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Maak paragraaf 2.3 + 2.4 thuis af. 
Dit controleer ik aan het begin van de volgende les.


Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?

Nee?

Aan de slag!!

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechthoeken
Omtrek
 Van een rechthoek is de omtrek:
2 x de lengte + 2 x de breedte.

Oppervlakte

Van een rechthoek is de oppervlakte:
de lengte x de breedte.

Slide 48 - Tekstslide

Een vierkant is een rechthoek met vier gelijke zijden. De berekeningen voor de omtrek en oppervlakte voor een vierkant zou je daarom nog kunnen vereenvoudigen naar:

Omtrek: 4 x zijde
Oppervlakte: zijde2