2MH chap 3 voca EF vouloir en pouvoir

Vocabulaire E + F 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vocabulaire E + F 

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de vertaling van het woord in hoofdletters?
Il est tout SEUL dans sa chambre.

A
saai
B
alleen
C
samen

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de vertaling van het woord in hoofdletters?
Marie a acheté UN LIVRE

A
een boek
B
een spel
C
een pet

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de vertaling van het woord in hoofdletters?
Je peux voir TA MONTRE?

A
jouw armband
B
jouw bril
C
jouw horloge

Slide 4 - Quizvraag

Vertaal het woord in hoofdletters:
PEUT-ÊTRE, nous pouvons aller en ville demain

Slide 5 - Open vraag

Vertaal het woord in hoofdletters:
Marc aime beaucoup LA MARQUE Adidas.

Slide 6 - Open vraag

Vertaal het woord in hoofdletters:
Il DÉCIDE d'aller au cinéma.

Slide 7 - Open vraag

Wat is de vertaling van de woorden in hoofdletters?
Sophie: J'aime la mode. Marc: (IK OOK)
A
je aussi
B
moi aussi
C
toi aussi

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de vertaling van het woord in hoofdletters?
Cette robe est (BIJNA) aussi chère que l'autre.
A
moins
B
plus
C
presque

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de vertaling van het woord in hoofdletters?
Il ne peut pas (VINDEN) ses lunettes de soleil
A
trouver
B
chercher
C
porter

Slide 10 - Quizvraag

Vertaal het woord in hoofdletters:
A la fin du (MAAND), je n'ai plus d'argent

Slide 11 - Open vraag

Vertaal de Nederlandse woorden:
(HIJ HOUDT VAN) la mode

Slide 12 - Open vraag

Vertaal het woord in hoofdletters:
( DE SUPERMARKT) est fermé le dimanche.

Slide 13 - Open vraag

Wat is de vertaling van deze zin?
On va au magasin de vêtements?

Slide 14 - Open vraag

Wat is de vertaling van deze zin?
Il aime porter une chemise.

Slide 15 - Open vraag

Vouloir en Pouvoir 

Slide 16 - Tekstslide

?
VOULOIR
POUVOIR
   willen
  kunnen / 
mogen

Slide 17 - Sleepvraag

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'vouloir' met het onderwerp
veux
veux
veut
voulons
voulez
veulent

Slide 18 - Sleepvraag

Vul de juiste vorm van "vouloir" in:
Elle (wil) porter une jupe.

Slide 19 - Open vraag

Vul de juiste vorm van "vouloir" in:
Sophie et Martine (willen) organiser une fête

Slide 20 - Open vraag

Vul de juiste vorm van "vouloir" in:
Tu (wil) aller au cinéma?

Slide 21 - Open vraag

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'pouvoir' met het onderwerp
peux
peux
peut
pouvons
pouvez
peuvent

Slide 22 - Sleepvraag

Vul de juiste vorm van "pouvoir" in:
Je (mag) utiliser ton stylo?

Slide 23 - Open vraag

Vul de juiste vorm van "pouvoir" in:
Ils (kunnen) choisir plusieurs couleurs

Slide 24 - Open vraag

Vul de juiste vorm van "pouvoir" in:
Marc (kan) acheter le cadeau pour Nina.

Slide 25 - Open vraag

VOULOIR of POUVOIR? 

Slide 26 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van "pouvoir" of "vouloir" in:
Nous (willen) écouter de la musique.

Slide 27 - Open vraag

Vul de juiste vorm van "pouvoir" of "vouloir" in:
Stéphane (kan) finir ses devoirs

Slide 28 - Open vraag

Vul de juiste vorm van "vouloir" of "pouvoir" in:
Vous (willen) aller en ville?

Slide 29 - Open vraag