Paragraaf 5.1 Nieuwe steden

De stad in de Middeleeuwen

5.1 Nieuwe steden
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

De stad in de Middeleeuwen

5.1 Nieuwe steden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling Middeleeuwen
Voor we beginnen met hoofdstuk 5 gaan we eerst kijken wat jullie nog weten over de eerste helft van de Middeleeuwen (hoofdstuk 4). 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van welk rijk was Karel de Grote de koning?
A
Friezen
B
Franken
C
Saksen
D
Vandalen

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie stond er bovenaan in het leenstelsel?
A
Leenheer
B
Leenman
C
Achterleenman
D
Horige

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie is de stichter van de Islam?
A
Karel de Grote
B
Bonifatius
C
Gabriel
D
Mohammed

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We gaan bezig met het tijdvak steden en staten. We laten de tweede helft van de middeleeuwen beginnen in het jaar 1000. De middeleeuwen eindigen in het jaar 1500.. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5.1 Nieuwe steden

Slide 7 - Tekstslide

Vanaf het jaar 1000 ontstonden er veel nieuwe steden in Europa. Ook in Nederland. 
Waardoor ontstonden nieuwe steden? 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Meer landbouwproductie 

Slide 10 - Tekstslide

- Oogsten werden groter door nieuwe landbouwtechnieken. 
- Boeren kunnen een deel van de oogst verkopen.
- Door het drieslagstelsel ging de voedselproductie omhoog. 
Meer landbouwproductie 

Slide 11 - Tekstslide

- Boeren gingen hun land bemesten, het Arabisch halsjuk werd gebruikt. 
- En boeren gingen paarden voor de ploeg spannen ipv ossen.
Meer productie = meer handel

Slide 12 - Tekstslide

- Door een deel van de oogst te verkopen verdienden boeren geld. 
- Met dat geld kochten boeren producten van handelaren.
- Doordat het veiliger was konden handelaren makkelijker reizen.
- Handel neemt toe in Europa.

Een goede plek
  • Handelaren zoeken plek om producten op te slaan en te verkopen.  
  • Een plek aan handelsroute bij een kruispunt van wegen of rivieren. 
  • In de buurt van kasteel of klooster.
  • Op die plekken ontstonden nieuwe steden.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitvinding in de landbouw zorgde voor grotere oogsten?
A
Kunstmest
B
Tweeslagstelsel
C
Drieslagstelsel
D
De ploeg

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen verbetering in de landbouw tijdens de middeleeuwen?
A
Arabisch halsjuk
B
Houten ploeg
C
Drieslagstelsel
D
Bemesten

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk gevolg hadden de verbeteringen in de landbouw?
A
Meer voedsel, meer mensen nodig in de landbouw
B
Minder voedsel, minder mensen nodig in de landbouw.
C
Meer voedsel, minder mensen nodig in de landbouw
D
Geen gevolgen

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor ontstond er meer handel tijdens de Middeleeuwen?
A
De boeren verkochten een deel van hun oogst en verdienden zo geld
B
Het was veiliger in Europa
C
Er waren meer steden waar handelaren hun spullen verkochten
D
Als ze niet gingen handelen werden mensen gestraft

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat was een geschikte plek voor handelaren om te wonen?
A
Bij een rivier
B
Bij een kruispunt van wegen
C
Bij een kasteel
D
Bij een klooster

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vragen heb je tot nu toe over paragraaf 5.1?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

5.1 Nieuwe steden
Voor de volgende les heb je..
  • ..opdracht 1 t/m 3 van paragraaf 5.1 gemaakt.
  • ..de theorie van paragraaf 5.1 gelezen.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk gevolg hadden de verbeteringen in de landbouw?
A
Meer voedsel, meer mensen nodig in de landbouw
B
Minder voedsel, minder mensen nodig in de landbouw.
C
Meer voedsel, minder mensen nodig in de landbouw
D
Geen gevolgen

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor ontstond er meer handel tijdens de Middeleeuwen?
A
De boeren verkochten een deel van hun oogst en verdienden zo geld
B
Het was veiliger in Europa
C
Er waren meer steden waar handelaren hun spullen verkochten
D
Als ze niet gingen handelen werden mensen gestraft

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat was een geschikte plek voor handelaren om te wonen?
A
Bij een rivier
B
Bij een kruispunt van wegen
C
Bij een kasteel
D
Bij een klooster

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Eigen baas zijn
  • De nieuwe steden ontstonden op het gebied van een heer. 
  • De graaf of hertog was de baas over het hele gebied. Dus ook in de stad. 
  • Toen steden steeds rijker werden wilden ze eigen baas zijn.
  • Burgers vroegen de heer om stadsrechten.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eigen baas zijn
  • Met stadsrechten kon een stad zichzelf besturen.
  • Andere rechten waren bijvoorbeeld een stadsmuur bouwen.
  • In ruil voor stadsrechten: belasting betalen en helpen bij een oorlog.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eigen baas zijn
  • Met stadsrechten mocht een stad zichzelf besturen, rechtspreken, een markt organiseren en een stenen stadsmuur bouwen. 
  • In ruil voor stadsrechten moest men de heer belasting betalen en hem helpen in een oorlog.
Met stadsrechten bouwde Zutphen een echte muur en een slotgracht. 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Schout, schepenen en burgemeester
  • Hoe werd een Middeleeuwse stad bestuurd?
  • De schout was de baas over de rakkers en de schepenen.
  • Zijn rakkers kun je zien als politie. 
  • Schepenen waren de rechters en bepaalden de straffen.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schout, schepenen en burgemeester
  • De burgermeester was de baas van de stadsraad. Zij beslisten over bijvoorbeeld belasting, verdediging en markten. 
  • Soms had een stad meerdere burgemeesters.
  • De schout, schepenen en burgemeester bestuurden de stad.
De macht in middeleeuwse steden was vaak in handen van de rijkere families. 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen stadsrecht?
A
Een markt organiseren
B
Een stadsmuur bouwen
C
Rechtspreken
D
Belasting betalen aan de heer

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat was de rol van een schout in de middeleeuwse stad
A
Hij was de baas van de rakkers en de schepenen
B
Hij gaf advies aan de schepenen
C
Hij was de baas over de kerk of kathedraal
D
Hij bepaalde de straffen voor misdadigers

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schout
Rakkers
Schepenen
Burgemeester
Bepalen de straffen van een misdaad
Hoofd van de politie
Politie
Baas van de stadsraad

Slide 34 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zit dat nu?
  • Elke gemeente of stad heeft een eigen bestuur. 
  • De bewoners kiezen elke vier jaar hun gemeenteraad. 
  • De gemeenteraadsleden maken plannen, stellen de regels vast en kiezen de wethouders . 
  • Wethouders voeren de besluiten van de gemeenteraad uit.  
  • De regering benoemt de burgemeester. Hij is voorzitter van de gemeenteraad en hoofd van de politie in de gemeente.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vragen heb je nog over paragraaf 5.1?

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

5.1 Nieuwe steden
Maak opdracht 5 t/m 10 van paragraaf 5.1.
Oefen met de begrippen van paragraaf 5.1.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies