6. Fictie 5.2 + Lezen 1.4

Welkom
Ligt je telefoon al in je kluisje?

Zo niet, je hebt de tijd om hem naar je kluis te brengen totdat de timer op 00.00 staat
timer
5:00
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Ligt je telefoon al in je kluisje?

Zo niet, je hebt de tijd om hem naar je kluis te brengen totdat de timer op 00.00 staat
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Afspraken
- de uitleg duur maximaal 10 à 15 minuten
- tijdens de uitleg ben je stil
- drinken mag uit een flesje met een dop
- toilet mag, maximaal 5 minuten en niet tijdens de uitleg
- muziek luisteren mag, maar wel via de computer
- kauwgom mag, onder tafel plakken is nablijven + tafels schoonmaken

Slide 2 - Tekstslide

Deze les
- Huiswerkcontrole

- Uitleg Fictie
- Maken opdrachten

- Uitleg Lezen
- Maken opdrachten

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerkcontrole
Huiswerk was:

Maak opdracht 2 t/m 6 van 6.3 Spelling

Slide 4 - Tekstslide

Fictie

Biografie




Autobiografie

Slide 5 - Tekstslide

Aan de slag


Maak opdracht 8, 9, 11 en 12 
van 5.2 Fictie

Slide 6 - Tekstslide

Aan de slag
Schrijf een verslag van minstens 100 woorden

Dit kan gaan over:
- je stage
- je vakantie
- een uitje waar je bent geweest

Slide 7 - Tekstslide

Schrijf een verslag van minstens 100 woorden


Dit kan gaan over:

- je stage
- je vakantie
- een uitje waar je bent geweest
Wat is belangrijk bij het schrijven van een verslag?

- beantwoord de 5W+1H-vraag
- Maak een inleiding - kern - slot
- Er staan veel feiten in, maar ook een mening
- De tekst schrijf je in de verleden tijd
- Geef je verslag een titel
- Sluit af met je eigen naam

Slide 8 - Tekstslide

Persoonsvorm
Persoonsvorm:

- Meestal eerste werkwoord in de zin
- Bij een vraagzin komt de persoonsvorm vooraan te staan

Slide 9 - Tekstslide

Onderwerp
De persoon over wie het gaat

Je stelt de vraag: Wie + wwg?

Bijv. Jan en Sanne gaan naar school.

Slide 10 - Tekstslide

Onderwerp
De persoon over wie het gaat

Je stelt de vraag: Wie + wwg?


Slide 11 - Tekstslide

Congruentie
Onderwerp en persoonsvorm moeten beide enkelvoud zijn of beide meervoud.


Bijv: Jan en Sanne gaan naar school
en niet
Jan en Sanne gaat naar school
of
Jan gaan naar school

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag
Huiswerk voor de volgende les:
Maak opdracht 2 t/m 6 van 6.3 in je boek


Lever ook je verslag in. Dit mag op papier of via Magister mail.

Slide 13 - Tekstslide