Economie hoofdstuk 5 3B

Economie
Meneer Temmink
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Economie
Meneer Temmink

Slide 1 - Tekstslide

Iedereen die de vervangende opdracht niet heeft gemaakt
 Rinse
Max H
Max TA
Maurits
Youssra (nog extra uur)

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
Hoe produceer je? (herhaling)
Wat wordt de prijs?
Het gaat om de winst
Willen we meer productie?

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Quiz om te zien of jullie het hebben begrepen
  • Nakijken al het werk
  • Rekenopgaven van het boek!


EXTRA UITDAGING! 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les weten jullie
  • wat de brutowinstopslag is
  • hoe je de verkoopprijs kunt berekenen
  • hoe je de consumentenprijs berekent
  • hoe je de btw kunt berekenen die in de consumentenprijs verwerkt zit

Slide 6 - Tekstslide

Voor welke productiefactor staat de A

Slide 7 - Open vraag

De zaagmachine van een timmerman is een voorbeeld van de productiefactor ... . Het werk dat de timmerman doet, is een voorbeeld van de productiefactor ...
A
Natuur Kapitaal
B
Kapitaal Natuur
C
Kapitaal Arbeid
D
Arbeid Natuur

Slide 8 - Quizvraag

1 Als machines het zware werk van mensen overnemen, noem je dat ...
2 Als computers en computerprogramma’s de productie aansturen, noem je dat ...
A
Mechaniseren Automatiseren
B
Automatiseren Mechaniseren
C
Mechaniseren Mechaniseren
D
Automatiseren Automatiseren

Slide 9 - Quizvraag

Als je niet genoeg kunt produceren, moet je de ... uitbreiden
A
Productiecapaciteit
B
Machines
C
Mensen
D
Minder

Slide 10 - Quizvraag

Dat kan door meer ... in dienst te
nemen
A
Meer
B
Machines
C
Mensen
D
Minder

Slide 11 - Quizvraag

Of door hen ... uren per week te laten werken.
A
Meer
B
Machines
C
Mensen
D
Minder

Slide 12 - Quizvraag

Ook kun je meer of betere ... aanschaffen.
A
Productiecapaciteit
B
Machines
C
Mensen
D
Minder

Slide 13 - Quizvraag

Ridvan zit volgepland.
Wat kan Ridvan doen om meer rijlessen te kunnen geven?
A
Een grotere auto kopen
B
Meer reclame maken
C
Een extra auto aanschaffen
D
Theorielessen aanbieden

Slide 14 - Quizvraag

Arbeidsproductiviteit
Met ... mensen. ... werk doen
A
Meer - meer
B
Meer - minder
C
Minder - Minder
D
minder - meer

Slide 15 - Quizvraag

Hoe stijgt de arbeidsproductiviteit niet?
A
Door meer personeel in dienst te nemen.
B
Door het gebruik van moderne apparaten en robots
C
Door het personeel een goede opleiding te geven
D
Door taken beter over het personeel te verdelen

Slide 16 - Quizvraag

Per brood die je maakt betaald krijgen heet ...
A
Vast loon
B
Prestatieloon
C
Uurloon

Slide 17 - Quizvraag

Hierdoor worden de totale loonkosten...
De kostprijs per product gaat hierdoor ...
A
lager - omlaag
B
lager - omhoog
C
hoger - omlaag
D
hoger - omhoog

Slide 18 - Quizvraag

De kosten die een bedrijf heeft voor grondstoffen, het gebouw en personeel zijn ...kosten.
A
bedrijfs
B
maatschappelijke

Slide 19 - Quizvraag

De negatieve gevolgen van productie voor de samenleving zijn ... kosten
A
bedrijfs
B
maatschappelijke

Slide 20 - Quizvraag

Wat zijn geen maatschappelijke kosten
A
Vrachtverkeer zorgt voor geluidsoverlast voor de bewoners langs de weg.
B
De temperatuur op aarde stijgt door te veel CO2 in de lucht
C
Door de nieuwe zonnepanelen wordt de energierekening lager
D
Door de productie komt er veel stikstof in de natuur

Slide 21 - Quizvraag

Berend is melkveehouder. In de zomer staan zijn koeien in de wei, ’s winters staan ze in de stal.
Wat zijn geen bedrijfskosten?
A
Kosten van de stal
B
Kosten van de wei
C
Stankoverlast
D
Personeelskosten

Slide 22 - Quizvraag

Voor  2 extra punten!
Schrijf je antwoord op!
Iedereen die schreeuwt wint al niet meer!

Slide 23 - Tekstslide

Bij Milco werken dertig mensen fulltime (40 uur per week). Er
werken ook twintig mensen met een parttime baan van 20 uur per week.
Bereken hoeveel uren er in totaal per week gewerkt wordt.

Slide 24 - Tekstslide

Bij Milco werken dertig mensen fulltime (40 uur per week). Er
werken ook twintig mensen met een parttime baan van 20 uur per week.
Bereken hoeveel uren er in totaal per week gewerkt wordt.
30 x 40 = 1.200
20 x 20 = 400

Slide 25 - Tekstslide

20.000 T-shirts per week per 20 mensen
Je werkt 5 dagen en 8 uur. 
Wat is je arbeidsproductiviteit per uur?

Slide 26 - Tekstslide

20.000 T-shirts per week per 20 mensen
Je werkt 5 dagen en 8 uur. 
Wat is je arbeidsproductiviteit per uur?
20.000 : 20 = 1.000 per persoon
1.000 : 5 = 200 per dag
200 : 8 = 25 shirts per uur

Slide 27 - Tekstslide

Einde
Huiswerk nakijken!


Rekenopdrachten uitdelen
Bespreken van de rekenopdrachten

Oefentoets uitdelen

Slide 28 - Tekstslide

Wat is de afzet?    900 stuks
Als de verkoopprijs in het voorbeeld € 16,50 was en de afzet zou hetzelfde zijn, dan was de omzet?

Slide 29 - Tekstslide

Wat is de afzet?    900 stuks
Als de verkoopprijs in het voorbeeld € 16,50 was en de afzet zou hetzelfde zijn, dan was de omzet?
900 x 16,50 = 14.850,00

Slide 30 - Tekstslide

Max verkoopt ijsjes. De verkoopprijs van een ijsje is € 1,75. Gemiddeld verkoopt hij 300 ijsjes per dag.
Bereken hoeveel omzet Max per dag heeft?

Slide 31 - Tekstslide

Max verkoopt ijsjes. De verkoopprijs van een ijsje is € 1,75. Gemiddeld verkoopt hij 300 ijsjes per dag.
Bereken hoeveel omzet Max per dag heeft?
300 x 1,75 = 525,00

Slide 32 - Tekstslide

Daphne koopt hardloopschoenen in voor € 95 per paar. Ze
verkoopt ze met een brutowinstopslag van 80%. In een week is de afzet 30 paar hardloopschoenen.
Bereken de verkoopprijs van een paar sportschoenen.

Slide 33 - Tekstslide

Daphne koopt hardloopschoenen in voor € 95 per paar. Ze
verkoopt ze met een brutowinstopslag van 80%. In een week is de afzet 30 paar hardloopschoenen.
Bereken de verkoopprijs van een paar sportschoenen.
100
1
80
95

Slide 34 - Tekstslide

Daphne koopt hardloopschoenen in voor € 95 per paar. Ze
verkoopt ze met een brutowinstopslag van 80%. In een week is de afzet 30 paar hardloopschoenen.
Bereken de verkoopprijs van een paar sportschoenen.
95 + 76 = 181
100
1
80
95
76

Slide 35 - Tekstslide

Je verkoopt op de markt bloemen voor € 6,50 per bos. In een week verkoop je 250 bossen rozen en 150 bossen chrysanten. De inkoopwaarde van deze bloemen is bij elkaar € 950.
De afzet van deze week is?

Slide 36 - Tekstslide

Je verkoopt op de markt bloemen voor € 6,50 per bos. In een week verkoop je 250 bossen rozen en 150 bossen chrysanten. De inkoopwaarde van deze bloemen is bij elkaar € 950.
De afzet van deze week is?
250 + 150 = 400
De omzet is?

Slide 37 - Tekstslide

Je verkoopt op de markt bloemen voor € 6,50 per bos. In een week verkoop je 250 bossen rozen en 150 bossen chrysanten. De inkoopwaarde van deze bloemen is bij elkaar € 950.
De afzet van deze week is?
250 + 150 = 400
De omzet is?
400 x 6,50 = 2.600

Slide 38 - Tekstslide

De inkoopwaarde van deze bloemen is bij elkaar € 950.
De afzet van deze week is?
250 + 150 = 400
De omzet is?
400 x 6,50 = 2.600
Brutowinst
2.600 - 950 = 1.650

Slide 39 - Tekstslide

Soufyan verkoopt computergames. In april heeft hij een omzet van € 8.200. De inkoopwaarde van de games is € 3.250. De bedrijfskosten in april zijn € 2.830.
Bereken de brutowinst in april.

Slide 40 - Tekstslide

Soufyan verkoopt computergames. In april heeft hij een omzet van € 8.200. De inkoopwaarde van de games is € 3.250. De bedrijfskosten in april zijn € 2.830.
Bereken de brutowinst in april.
Bereken nettoresultaat?
Nettowinst / verlies?

Slide 41 - Tekstslide