Week 46 Nederlands 1HM Lezen

Nederlands 1HM week 46
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 1HM week 46

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Nieuwe week & nieuwe taak

Slide 3 - Tekstslide

Week 46  - 9 november t/m
13 november 2020
  • weektaak 45 inleveren dinsdag
10 november
  • Deze week vervolg begrijpend lezen
  • Taaluur - opdracht schrijven
  • Proefwerk lezen: donderdag 12 november
  • So boek 1: 25 november

Slide 4 - Tekstslide

Welkom bij Nederlands




Succes deze week met je taak voor Nederlands!
 
Groetjes, juf

Slide 5 - Tekstslide

Kies een boek voor je opdracht!

Slide 6 - Tekstslide

Lees nu 10 minuten in je leesboek. Dat doe je natuurlijk elke dag 

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen
Deze week leer je:

  • over alinea's en deelonderwerpen in de tekst

Slide 8 - Tekstslide

Herhaling vorige les
Vorige week zijn we gestart met begrijpend lezen en hebben we geleerd hoe het zit met deelonderwerpen en alinea's. 

Slide 9 - Tekstslide

Uitleg theorie
Op de volgende dia volgt uitleg over je leerdoelen voor deze week.

Slide 10 - Tekstslide

Begrijpend lezen (bladzijde 12)
Elke tekst gaat ergens over, dan noem je het onderwerp van de tekst.

Je stelt de vraag: waarover gaat de tekst?

Om het onderwerp te vinden lees je de tekst oriënterend: je bekijkt de tekst en je leest het eerste stukje van de tekst.

Slide 11 - Tekstslide

Begrijpend lezen
1. Bekijk de tekst

Kijk naar de titel
Kijk naar de foto's en plaatjes bij de tekst (illustraties)
Kijk naar de titels die boven tekstgedeeltes staan. De titels noem je tussenkopjes.
Kijk of er woorden zijn die anders gedrukt zijn (vet, schuin, GROOT of gekleurd)

2. Lees het eerste stukje (de eerste alinea van de tekst. Vaak is dat vetgedrukt.

3. Geef antwoord op de vraag waarover gaat de tekst.

Slide 12 - Tekstslide

Begrijpend lezen hoofdstuk 2 alinea's en deelonderwerpen
Alinea, deelonderwerp en tussenkopje

Een tekst is meestal in stukjes verdeeld. Zo’n stukje tekst noem je een alinea.

- Een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel.

- Soms springt de eerste regel van een alinea een beetje in.

- Soms wordt er tussen alinea’s een regel overgeslagen (witregel).

Slide 13 - Tekstslide

Begrijpend lezen hoofdstuk 2
De belangrijkste informatie staat vaak in de eerste zin of in de laatste zin van een alinea. Elke alinea gaat over een deelonderwerp van de tekst.

Soms gaat één alinea over één deelonderwerp. Soms gaan meer alinea’s over één deelonderwerp. Soms staat er een tussenkopje boven een alinea. Een tussenkopje wordt ook gebruikt om duidelijk te maken dat meer alinea’s samen over hetzelfde deelonderwerp gaan.

Als je snel de belangrijkste informatie uit een tekst wilt halen, dan kun je de tekst globaal lezen. Je leest dan de eerste en de laatste zin van alle alinea’s.

Slide 14 - Tekstslide

Nieuw Nederlands online
  • We bekijken samen de filmpjes in de les

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Weektaak lezen week 46

Maken

Opdracht 4
Bladzijde 41













De brug
Maken opdracht  4 op bladzijde 214

Verdieping
Opdracht 3 en 5 op bladzijde 42

Slide 17 - Tekstslide

Inleveren huiswerk

Slide 18 - Open vraag

Inleveren huiswerk

Slide 19 - Open vraag

Inleveren huiswerk

Slide 20 - Open vraag

Inleveren huiswerk

Slide 21 - Open vraag

Inleveren huiswerk

Slide 22 - Open vraag

Inleveren huiswerk

Slide 23 - Open vraag

Evaluatie
Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?

Weet je...
  • hoe je het onderwerp van een tekst kunt vinden?
  • Weet je wat tussenkopjes zijn?
  • Weet je wanneer je een witregel moet gebruiken?

Slide 24 - Tekstslide

Nakijken weektaak
Tijdens de les kijken we samen het huiswerk na.

Slide 25 - Tekstslide

Weektaak lezen week 45

Maken 
Opdracht startopdracht  
bladzijde 38

Opdracht 1 en 2
Bladzijde 39/40.













De brug
Maken opdracht  4 op bladzijde 214

Verdieping
Opdracht 3 op bladzijde 40

Slide 26 - Tekstslide

Startopdracht
p. 38

1 Het tweede deel begint bij het woord ‘Maar’.
2 Deel drie begint bij het woord ‘Garrix’.
3 Het woord ‘carrière’ past boven deel drie.

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 1 bladzijde 39
1 De tekst heeft zes alinea’s.
2 Onderzoek
3 Het antwoord wordt gegeven in alinea 5. Je leest in de eerste zin van de alinea dat de onderzoekers uitleggen hoe het komt dat iemand die beroemd is, beroemd blijft. In de rest van de alinea wordt dat uitgelegd.
4 Beroemd. In alinea 1 zie je aan de vraag in de laatste zin dat het woord ‘beroemd’ het belangrijkste woord is. In alle alinea’s komt het woord ‘beroemd’ voor.
5 De belangrijkste zin is: ‘Uit het onderzoek bleek: als ze eenmaal beroemd waren, dan bleven ze dat jarenlang.’
6 De zin: ‘Echte roem duurt heel vaak juist wel lang.’ Echte roem duurt lang heeft ongeveer dezelfde betekenis als jarenlang beroemd blijven.

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht 1 bladzijde 39
7 Het kopje ‘Muziekwereld’ past goed boven deze alinea, omdat het in deze alinea gaat over beroemde muzikanten.
8 De belangrijkste zin is: ‘Vooral beroemdheden uit de muziekwereld blijven lang bekend.’
9 Volgens de schrijver is het niet waar dat een groep of een zanger(es) kort bekend is bij het publiek en dus een eendagsvlieg is.
10 Met ‘een eendagsvlieg’ bedoelt de schrijver dat iemand heel kort beroemd is, zoals een vlieg die maar één dag leeft.
11 B Rol van de media. In beide alinea’s wordt uitgelegd dat de regelmatige aandacht van media bepaalt hoelang iemand beroemd is.
12 Eigen antwoord.

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht 2 
1 Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: in de titel staat Kinderboekbal, dat is een feestje voor schrijvers van kinderboeken en genodigden waarmee de Kinderboekweek wordt geopend. Op de afbeelding zie je een station en een banner met Kinderboekenweek en het getal 60. Kinderboekenweekgeschenk bij aankoop van boeken; prijzen voor boeken; boekenbal?
2 Alinea 2. Geeft aan wat het onderwerp is.
3 Alinea 4. Daarin gaat het over de terugreis met de VIP-trein.
4 Alinea 1, 5, 3

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht 2 bladzijde 40
1 ratten
2 Mensen denken negatief over ratten: ze vinden ratten gemeen en geniepig. Het woord rat is een scheldwoord.
3 Nee, want in de eerste alinea staat dat ratten juist heel aardig zijn. Ook zou je in het plaatje kunnen zien dat de ene rat de andere helpt.
4 (a) de aandacht trekken. De tekst gaat niet over ratten die in de val zitten, maar ratten die elkaar helpen.
5 B Slim proefje
6 Aardige rat. Er zijn ook andere antwoorden mogelijk; een aandachttrekkende titel hoeft geen informatie over de inhoud te geven.
7 Ze hadden niet verwacht dat ratten ‘meevoelen’. ‘Dat meevoelen is bijzonder voor knaagdieren.’ (al. 4)

Slide 31 - Tekstslide

Opdracht 2 bladzijde 40
5 (Voorleeskampioen) Ralf Cornelissen
6 De maker van het prentenboek Fabians feest; de schrijver van het Kinderboekenweekgeschenk; de winnaar van de Gouden Griffel.
7 Eigen Antwoord: Harm de Jonge Zestig spiegels (Kinderboekenweekgeschenk); Jan Paul Schutten Het raadsel van alles wat leeft en de stinksokken van Jos Grootjes uit Driel; Prentenboek van de Kinderboekenweek 2014 Marit Törnqvist Fabians Feest.

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht 2 bladzijde 212
1 In tekst 1 gaat het om wat iemand heeft meegemaakt; het is een dagboek. In tekst 2 staan regels voor het reizen met een luchtballon; die komen uit een handboek.

Slide 33 - Tekstslide

Weektaak 46 afgerond

Slide 34 - Tekstslide