H8.2 Radioactief verval K3 Les 2

H8: Atomen en straling
Benodigheden
- laptop
- Binas
- Rekenmachine 


Tassen op de grond
Telefoons in de kluis

Welkom Kader 4!
Ga zitten en start met:

Lezen van H8.2  Radioactief verval op blz. 204 t/m 207




Jas aan de kapstok
timer
6:00
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H8: Atomen en straling
Benodigheden
- laptop
- Binas
- Rekenmachine 


Tassen op de grond
Telefoons in de kluis

Welkom Kader 4!
Ga zitten en start met:

Lezen van H8.2  Radioactief verval op blz. 204 t/m 207




Jas aan de kapstok
timer
6:00

Slide 1 - Tekstslide

Practicum
Welkom Kader-3 
Start met opdracht 2, 4, 6 en 8 van 2,3 Temperatuur
Je hebt straks je laptop nodig                     START IN:



Neem plaats en leg je spullen alvast klaar.
timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

We gaan starten!
                                                                                               Wachttijd:
stopwatch
00:00

Slide 3 - Tekstslide


§ 8.1 Atomen als stralingsbron

§ 8.2 Radioactief verval
§ 8.3 Straling gebruiken
§ 8.4 Bescherming tegen straling

Slide 4 - Tekstslide

Lesprogramma
  1. Huiswerk controle
  2. Voorkennis/Terugblik
  3. Leerdoelen
  4. Instructie (uitleg)
  5. Afsluiting 
  6. Huiswerk
  7. Nabespreking

Slide 5 - Tekstslide

Huiswerkcontrole

Slide 6 - Tekstslide

Over welke opgaven van
het huiswerk zijn er vragen?

Slide 7 - Woordweb

Onthoud
• Radioactieve stoffen zenden spontaan ioniserende straling uit. Er bestaan natuurlijke radioactieve stoffen en kunstmatige radioactieve stoffen. De eerste hebben een natuurlijke oorsprong, de tweede zijn door mensen gemaakt.
• De bouwstenen van moleculen zijn atomen. Een stof waarvan de moleculen uit verschillende atomen bestaan noem je een verbinding. Verbindingen kunnen worden ontleed. Een element bestaat uit één soort atomen en kan daardoor niet verder worden ontleed.

Slide 8 - Tekstslide

Onthoud
• Een atoom bestaat uit een kern met daaromheen een aantal elektronen. De kern bestaat uit protonen en neutronen. Protonen hebben een positieve lading, elektronen hebben een negatieve lading. Neutronen hebben geen lading.
• Alle atomen van één element hebben hetzelfde aantal protonen in hun kern. Atoomkernen van één element kunnen een verschillend aantal neutronen in de kern hebben. Je zegt dan dat zo’n element verschillende isotopen heeft.

Slide 9 - Tekstslide

8.2 Leerdoelen
  1. Je kunt toelichten wat er met de atoomkern gebeurt als een atoom radioactief vervalt.
  2. Je kunt het verschil uitleggen tussen ioniserende straling en straling die niet ioniserend is.
  3. Je kunt beschrijven hoe je de activiteit van een radioactieve bron kunt meten.
  4. Je kunt het verschil beschrijven tussen stabiele en instabiele kernen.
  5. Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met de halfwaardetijd van een radioactieve isotoop.
  6. Je kunt berekenen hoe de activiteit van radioactief materiaal in de loop van de tijd afneemt.

Slide 10 - Tekstslide

8.2 Radioactief verval
  • Veel elementen hebben zowel radioactieve als niet-radioactieve isotopen.
  • C‐12 en C‐13, de meest voorkomende isotopen van koolstof, zijn niet radioactief. De isotoop C‐14, die veel minder voorkomt, is dat wel.

Slide 11 - Tekstslide

Radioactief verval
  • Een radioactieve isotoop heeft atoomkernen die instabiel zijn.
  • Het aantal protonen en neutronen in de kern is dan niet goed in evenwicht.
  • Hierdoor kunnen deze atoomkernen spontaan, zonder invloed van buitenaf, uit elkaar vallen.
  • Dit noem je radioactief verval.
  • Als gevolg daarvan zendt zo’n atoomkern heel kort, in een flits, ioniserende straling uit.

Slide 12 - Tekstslide

Stabiele en instabiele kernen
  • Bij radioactief verval ontstaat een nieuwe atoomkern met nieuwe eigenschappen.
  • De atoomkernen van C‐14 veranderen bijvoorbeeld in atoomkernen van N‐14, een isotoop van stikstof die zelf niet radioactief is.
  • Dit noem je een kernreactie.
  • Net als bij een chemische reactie verdwijnt er een stof (in dit geval C‐14) en ontstaat er een stof(in dit geval N‐14).

Slide 13 - Tekstslide

Ioniseren
  • Doordat er steeds atoomkernen vervallen, zenden radioactieve stoffen de hele tijd ioniserende straling uit.
  • De stralingsenergie in deze straling is zo geconcentreerd dat ze de verbinding tussen de atomen in een molecuul kan verbreken.
  • Dit noem je ioniseren.
  • De moleculen vallen daardoor in brokstukken uit elkaar.

Slide 14 - Tekstslide

Activiteit
  • In een radioactief voorwerp zijn er voortdurend atoomkernen die vervallen.
  • Het aantal kernen dat in één seconde vervalt, noem je de activiteit.
  • Je meet de activiteit in becquerel (Bq). Bij een activiteit van 100 Bq vervallen er elke seconde honderd kernen.

Slide 15 - Tekstslide

Activiteit
  • Een veelgebruikt instrument om de ioniserende straling te meten die een radioactieve stof uitzendt, is de geigerteller.
  • Als je dit apparaat bij een radioactief voorwerp houdt, begint het te klikken. Hoe sneller de klikken elkaar opvolgen, des te meer straling de teller opvangt.

Slide 16 - Tekstslide

Halveringstijd
  • De activiteit van een hoeveelheid radioactief materiaal wordt steeds kleiner. Dat komt doordat er steeds minder instabiele kernen overblijven.
  • De tijd T is de halveringstijd     of  halfwaardetijd. Na die halveringstijd:
  • is de helft van de oorspronkelijke, instabiele atoomkernen verdwenen, en
  • hoeveelheid straling, helft verminderd.
  • Elke radioactieve isotoop heeft een eigen, kenmerkende halveringstijd.

Slide 17 - Tekstslide

Halveringstijd
________________
______
________

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Aan de slag!
Maak opdracht: van paragraaf 8.2
1 t/m 10
Je mag samenwerken!

Slide 20 - Tekstslide

Afsluiting: we weten.................
  1. Je kunt toelichten wat er met de atoomkern gebeurt als een atoom radioactief vervalt.
  2. Je kunt het verschil uitleggen tussen ioniserende straling en straling die niet ioniserend is.
  3. Je kunt beschrijven hoe je de activiteit van een radioactieve bron kunt meten.
  4. Je kunt het verschil beschrijven tussen stabiele en instabiele kernen.
  5. Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met de halfwaardetijd van een radioactieve isotoop.
  6. Je kunt berekenen hoe de activiteit van radioactief materiaal in de loop van de tijd afneemt.

Slide 21 - Tekstslide

Welke 3 dingen heb jij deze les geleerd?

Slide 22 - Woordweb

Waar wil je nog extra uitleg over?

Slide 23 - Woordweb

Het is duidelijk waar we met het hoofdstuk aan het werk gaan
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Ik begrijp de leerdoelen van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

De les was leuk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Afsluiting
Volgende les:

Huiswerk:

  • Zet in je planner!!
  • Maak opdrachten op de examensite

Dank voor jullie aandacht!

Slide 27 - Tekstslide