Tekstsoorten Hst 1 deel 1 2F

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koppelen licentie 3B
Ga naar Taalblokken Malmberg MBO
(via Google zoekbalk)
(Via Aventus portaal)

Klas 3B: 452930


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koppelen licentie 3C
Ga naar Taalblokken Malmberg MBO
(via Google zoekbalk)
(Via Aventus portaal)

Klas 3C: 072014


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koppelen licentie 3D
Ga naar Taalblokken Malmberg MBO
(via Google zoekbalk)
(Via Aventus portaal)


Klas 3D: 292136

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Aan het einde van deze les:
- kun je vier tekstsoorten herkennen 
- kun je de bedoeling van de schrijver of spreker aangeven



Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstdoelen

Slide 6 - Woordweb

*
informatieve, betogende, instructieve en verhalende teksten

nieuwsbericht, e-mail van je docent, instagrambericht, leuke meme, verleidelijke advertentie op Vinted
Waarom is het belangrijk dat we de bedoeling van de schrijver/ spreker achterhalen?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Informatieve tekst
  • De schrijver of spreker geeft informatie over een bepaald onderwerp.
  • De tekst is neutraal -> schrijver of spreker  geeft niet zijn eigen mening . Hij kan wel meningen van anderen presenteren. 
  • De bedoeling is informeren-> feiten

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden?

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeelden: 
journaal, uiteenzetting van een docent, nieuwsbericht, nieuwsbrief, schoolboek, woordenboek.
Objectief
Subjectief

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Betogende tekst
Wat doet de schrijver in een betogende tekst?
1.De schrijver geeft zijn/haar eigen mening.
2.De schrijver gebruikt argumenten en draagt oplossingen aan.
3.De schrijver noemt voordelen op en soms ook nadelen.
4.De schrijver spoort je aan tot actie over te gaan. In dat geval kan de schrijver, net als bij instructieve teksten, de gebiedende wijs gebruiken.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beschouwende tekst
  • De schrijver of spreker bespreekt meerdere standpunten.
  • De bedoeling is dat de lezer of luisteraar nadenkt over het   onderwerp.
  • Een beschouwende tekst heeft niet tot doel te overtuigen.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden?

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instructieve tekst
  1. De schrijver legt uit hoe je iets moet doen.
  2. De schrijver geeft een stappenplan.
  3. De schrijver gebruikt opsommingstekens of signaalwoorden als ‘eerst’, ‘daarna’, ‘vervolgens’.
  4. De schrijver gebruikt de gebiedende wijs. Bijvoorbeeld: ‘Lees deze tekst en leer hem uit je hoofd.’

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhalende tekst
1.De schrijver zet een sfeer neer, speelt in op je gevoelens, probeert je te ontroeren, te verrassen of aan het lachen te maken. 
2.De tekst kan fictief (verzonnen) zijn.

Voorbeelden?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verkennend lezen
  • Wat lees je dan?
  • Titel, tussenkopjes en afbeeldingen, bron, eerste en laatste alinea

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Globaal lezen
  • Je wilt de belangrijkste informatie weten
  • Wat lees je dan?
  • Hoofdzaken: inleiding, kernzin van elke alinea (eerste of laatste zin) en het slot

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Letterlijk <---> Figuurlijke taal

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4 tekstsoorten: In de praktijk?


Column?

Wat is het belangrijkste doel!

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
-Verkorte leerroute 2f
Bouwsteen 1 2F Op reis
-1.2 Lezen (verkort) 
Alles



Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deel 2 Bouwsteen 1
Tekstdoelen en tekstsoorten

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In een informatieve tekst komen geen meningen voor.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een betogende tekst is hetzelfde als een
A
informatieve tekst
B
overtuigende tekst
C
instructieve tekst
D
verhalende tekst

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een instructieve tekst komt de gebiedende wijs veel voor
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als iets subjectief is, dan geef je een persoonlijk oordeel.
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

"Je rent als een kip zonder kop rond!"

Dit is
A
letterlijk bedoeld
B
figuurlijk bedoeld

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lezen van teksten

Slide 29 - Tekstslide

*
Wil je op de hoogte zijn van het laatste nieuws? Dan pik je snel een bericht mee op je favoriete nieuwswebsite. Wil je weten hoe je iets moet doen? Met een handleiding of stappenplan kom je verder. Zo zijn er verschillende tekstsoorten, die elk hun eigen doel hebben. In deze paragraaf leer je die tekstsoorten herkennen. Ook leer je wat je kunt doen als je in een tekst een woord tegenkomt dat je niet kent. De teksten die je gaat lezen, gaan over mensen die hun bekendheid inzetten om de wereld te verbeteren.
Krant
Handleiding

Slide 30 - Tekstslide

*
lees je op verschilledende manier
Lees- en luisterstrategieën

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke verschillende manieren van lezen/luisteren ken je?

Slide 32 - Open vraag

*
Verkennend, globaal, intensief en gericht
Verkennend lezen

Slide 33 - Tekstslide

*
-Verkennend: titel, tussenkopjes en illustraties, bron
-Globaal lezen of luisteren: eerste zin van elke alinea
-Gericht lezen/luisteren: als je antwoord op specifieke vraag wilt hebben.
-Intensief lezen en luisteren: alle informatie die voor jou belangrijk is (begrijpend lezen)

Verkennend lezen of luisteren houdt in:
A
als je wilt weten waar de tekst over gaat
B
als je wilt weten wat de hoofdlijnen zijn
C
als je let op een specifiek onderwerp
D
als je iets moet onthouden voor een toets

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je de betekenis van een onbekend woord?

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Betekenis woord?
  • - Doorlezen - of luisteren
  • - Woorddelen herkennen
  • - Internet, vragen aan iemand
  • - Gebruikmaken van de context :
  • Synoniem
  • Antoniem
  • Voorbeeld

Slide 36 - Tekstslide

*
Zoek het op internet of vraag het iemand

Synoniem
Antoniem

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen stellen
Welke soorten vragen ken je?

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Open en gesloten vragen
  • Open vragen beginnen met.....
  • Wie, wat waar, wanneer, waarom, welke, hoe... 
  • Waarom heb je besloten om naar Azië op vakantie te gaan?

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gesloten vragen
  • Wanneer gebruik je gesloten vragen?
  • Doelgerichter 
  • Ja-neevragen
  • Ben jij ook op vakantie geweest?
  • Controlevragen
  • Begrijp ik het goed dat.../ Bedoel je te zeggen dat?
  • Meerkeuzevragen
  • Ga je liever naar een hotel of naar een camping?

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feitelijke en suggestieve vragen
Wat is het verschil?


Feitelijke vragen: informatie zonder mening of oordeel

Suggestieve vragen: je beïnvloed je gesprekspartner
'Vind je ook niet dat...? / Maar is het niet beter als...?"
Jouw mening klinkt door in de vraag.

 

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Naam veranderen?
https://www.onderwijsvanmorgen.nl/act-nederlands/taaldiscussie-je-naam-veranderen/

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Discussie
  • Wat had jij gedaan als je in Taiwan had gewoond en erg van sushi hield? Had je je naam ook veranderd voor een of twee of misschien wel drie gratis maaltijden?
  • Heb je medelijden met de mensen die nu een rare naam als ‘Zalmprins’ hebben?
  • Wil jij je naam veranderen? Waarom wel, waarom niet?
  • In Nederlands is het lastig en kostbaar om je naam te veranderen. Wat vind je daarvan?
timer
5:00

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag Taalblokken 2F
Verkorte module 2F
Bouwsteen 1
1.2 Lezen alles maken


Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies