Être et Avoir

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Qu'est-ce que c'est?
Je suis une fille  
Tu es gentil 
Le loup est triste

J'ai  un ballon.
Tu as un crayon? 
Elle a un chat qui s'appelle Poekie.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke werkwoorden zijn dit denk je?
A
lopen en schreeuwen
B
praten en luisteren
C
zijn en hebben
D
doen en gaan

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Etre (zijn)

Je suis
Tu es
Il, elle, on est

nous sommes
vous êtes
ils, elles sont
Avoir (hebben)

J'ai
Tu as
Il, elle, on a

nous avons
vous avez
ils, elles, ont

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Etre (zijn)

Je suis  = ik ben
Tu es  = jij bent
Il, elle, on est = hij,zij,men  is

nous sommes = wij zijn
vous êtes = jullie zijn 
                   
 ( of : u bent)
ils, elles sont   = zij zijn
Avoir (hebben)

J'ai  = ik heb 
Tu as  = jij hebt 
Il, elle, on a = hij,zij,men heeft
nous avons = wij hebben
vous avez  = jullie hebben 
ils, elles, ont = zij hebben

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jij bent =
A
Je suis
B
Il est
C
Tu es
D
Nous sommes

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jullie zijn
A
Nous sommes
B
Vous êtes
C
Ils sont

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De meisjes zijn
A
Les filles sont
B
La fille est
C
Les garçons sont
D
Les filles êtes

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb
A
J'ai
B
Je suis
C
Je avoir
D
Je regarde

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij heeft
A
tu as
B
nous avons
C
il a
D
elle a

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak 2 zinnen met een vorm van het werkwoord 'zijn' en 2 met het werkwoord 'hebben'.

Slide 12 - Open vraag

Je suis une fille
Tu es fantastique
Nous sommes ici

J'ai une papier
Tu as la gomme?
Vous avez une grande maison. ( jullie hebben een groot huis).