Het bezittelijk voornaamwoord

Het bezittelijk voornaamwoord
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Het bezittelijk voornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Welk bezittelijk voornaamwoord hoort er op de plek in de zin?
_____ (hun) padres son colombianos.
A
Vuestros
B
Su
C
Sus
D
Nuestros

Slide 3 - Quizvraag

Welk bezittelijk voornaamwoord hoort er op de plek in de zin?
_____ (onze) amiga se llama Ana.
A
Nuestro
B
Nuestra
C
Vuestro
D
Vuestra

Slide 4 - Quizvraag

Welk bezittelijk voornaamwoord hoort er op de plek in de zin?
____ (jullie) primos estudian español.
A
Nuestros
B
Vuestros
C
Vuestras
D
Nuestras

Slide 5 - Quizvraag

Welk bezittelijk voornaamwoord hoort er op de plek in de zin?
¿Puedo prestar ______ (jouw) libros?
A
mi
B
mis
C
tu
D
tus

Slide 6 - Quizvraag

Noteer het bezittelijk voornaamwoord dat op de open plek in de zin hoort. MET HOOFDLETTER.
_____ (jullie) madre se llama Paloma.

Slide 7 - Open vraag

Noteer het bezittelijk voornaamwoord dat op de open plek in de zin hoort. MET HOOFDLETTER.
_____ (mijn) primos se llaman Luis y Pedro.

Slide 8 - Open vraag

Noteer het bezittelijk voornaamwoord dat op de open plek in de zin hoort. MET HOOFDLETTER.
_____ (hun) abuelo es colombiano.

Slide 9 - Open vraag

Noteer het bezittelijk voornaamwoord dat op de open plek in de zin hoort. MET HOOFDLETTER.
_____ (onze) perro es negro.

Slide 10 - Open vraag

Noteer het bezittelijk voornaamwoord dat op de open plek in de zin hoort. MET HOOFDLETTER.

_____ (jouw) abuelos se llaman Pablo y Pilar y son de Perú.

Slide 11 - Open vraag