Oefenen rekenen en herhaling h5

Welkom!
Inloggen LessonUp en pak je boek blz. 183 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Inloggen LessonUp en pak je boek blz. 183 

Slide 1 - Tekstslide

Fatima verdient een brutoloon van € 2.350 per maand. Daarop wordt € 150 belasting ingehouden. De sociale premies zijn 9,1% van haar brutoloon.
Bereken het nettoloon dat Fatima per jaar ontvangt.

Slide 2 - Open vraag

In een land zijn er 7,9 miljoen werkende. Dat is 92% van de beroepsbevolking. Hoe hoog is dan de werkloosheid?

Slide 3 - Open vraag

Pannenkoeken restaurant Haanstra verkoopt pannenkoeken. Aan inkoop betaald zij €5,60. De brutowinstopslag is 70%. Hoeveel is de consumentenprijs? (Bedenk zelf welk btw percentage je moet gebruiken)

Slide 4 - Open vraag

Pannenkoeken restaurant Haanstra verkoopt ook schattige bekers voor kinderen. De prijs inclusief 21% btw is €3,50. Hoeveel is de btw?

Slide 5 - Open vraag

Maak opdracht 22 op blz. 183. en stuur je antwoord in. (Deze abc moet je op de toets in 1 keer)

Slide 6 - Open vraag

Herhalen h5

Slide 7 - Tekstslide

Wat is een CAO?
A
Centrale Arbeidsovereenkomst
B
Collectieve Arbeidsonderneming
C
Centrale Arbeidsonderneming
D
Collectieve Arbeidsovereenkomst

Slide 8 - Quizvraag

Arbeidsmotieven zijn
A
dingen waar je kan werken
B
taken waar je goed in bent
C
redenen om te willen werken
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 9 - Quizvraag

Wat staat er in een CAO?
A
Hoeveel belasting je over je loon moet betalen
B
Gezamenlijke afspraken over arbeidsvoorwaarden in een bedrijfstak
C
Daar staat in hoe vaak de vakbonden mogen staken

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het grootste voordeel van arbeidsverdeling?
A
door taken te verdelen wordt het nooit saai
B
door taken te verdelen heb je een planner nodig
C
door taken te verdelen kun je meer mensen in dienst nemen
D
door taken te verdelen kun je sneller en beter produceren

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een nadeel bij een VOF?
A
Je kan snel een besluit nemen
B
Je kan overleggen met je partner
C
Je hebt een groter vermogen
D
Je bent privé aansprakelijk

Slide 12 - Quizvraag

Het verschil tussen een NV en een BV is
A
dat de eigenaar bij een nv met zijn privévermogen verantwoordelijk is voor schulden
B
dat de aandelen bij een bv voor iedereen te koop zijn en bij een nv niet
C
dat de aandelen bij een nv voor iedereen te koop zijn en bij een bv niet
D
dat de eigenaar bij een bv met zijn privévermogen verantwoordelijk is voor schulden

Slide 13 - Quizvraag

Noem de 4 productiesectoren.

Slide 14 - Open vraag

Wie behoort er tot de beroepsbevolking?

Slide 15 - Open vraag

Wat staat er in de wet gelijke behandeling?

Slide 16 - Open vraag

Arbeidsparticipatie is
A
Het percentage van de mensen die werkt
B
Het aandeel die mensen hebben in bedrijven
C
De hoeveelheid mensen die vrijwilligerswerk doen
D
Het percentage van de bevolking dat tot de beroepsbevolking behoort

Slide 17 - Quizvraag

Als je niet werkt, ben je nog niet werkloos. Wanneer ben je wel werkloos?
A
Je bent actief op zoek naar werk.
B
Dat je beschikbaar bent voor werk.
C
Je bent tussen de 15 en de pensioenleeftijd.
D
Je voldoet aan alle drie voorwaarden (A+B+C)

Slide 18 - Quizvraag


Wat doet het UWV?
A
Het UWV kijkt of je recht hebt op een nieuwe baan.
B
Je kijkt of je recht heb op een UWV-uitkering.
C
Het UWV kijkt of je goed bent
D
Het UWV helpt je met het zoeken van een nieuwe baan en kijkt of je recht hebt op een WW uitkering

Slide 19 - Quizvraag

Door de coronapandemie stijgt de werkloosheid. Is deze werkloosheid passend bij structurele of conjuncturele werkloosheid?
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Structurele werkloosheid

Slide 20 - Quizvraag

Zelfstandig leren, succes!
Stappenplan tot succes:
  1. Lees alles nog een keer door.
  2. Leer de begrippen uit je hoofd.
  3. Oefenen met blauwe en groene bladzijdes.
  4. Nakijken, wat heb je fout en waarom? Hoe moet het wel?
  5. Opnieuw oefenen waar je nog moeite mee hebt of niet begrijpt.

Slide 21 - Tekstslide