Signaalwoorden helpen je om verbanden in een tekst te herkennen. Woorden, zinnen en alinea's hebben met elkaar te maken. Signaalwoorden helpen je om te zien wat ze met elkaar te maken hebben.
Slide 5 - Tekstslide
verband
voorbeelden van signaalwoorden
opsomming of volgorde
eerst, ten eerste – ten tweede – ten slotte, om te beginnen, ook, en, daarna, tevens, vervolgens, bovendien
tegenstelling
maar, echter, toch, hoewel, daarentegen
oorzaak-gevolg
doordat, daardoor, als gevolg van, het gevolg is
voorbeeld
zo, bijvoorbeeld, zoals, neem nou, onder andere
Deze verbanden en signaalwoorden ken je al:
Slide 6 - Tekstslide
verband
Voorbeelden van signaalwoorden
vergelijking
net zo als, even … als, in vergelijking met, meer / groter dan
– Jolanda verdient minder geld dan ik.
doel-middel
waarmee, zodat, om ... te, door middel van, met behulp van
– Om mijn eindexamen te halen, zal ik nog veel moeten oefenen met schrijven.
doel: eindexamen halen
middel: veel oefenen met schrijven
voorwaarde
als ... (dan), indien
– Als Jeroen nu vertrekt, komt hij nog net op tijd voor de trein.
Jeroen wil de trein halen. Voorwaarde is: hij moet nu vertrekken.
conclusie
dus, concluderend, dat betekent, kortom
– Het is dus een goed idee om huisdieren in een verzorgingshuis te hebben.
Andere tekstverbanden zijn:
Slide 7 - Tekstslide
Aan het werk
Maken opdracht 1 en 2 van Lezen hoofdstuk 2
timer
20:00
Slide 8 - Tekstslide
Opdracht 1
1 afkijken
2 De laatste drie zinnen van alinea 1 bevatten een opsomming van redenen waarom afkijken slecht is.
3 Er worden drie voorbeelden gegeven:
1 Je bent sterker als je iets alleen doet.
2 Het is een zwakte om hulp te vragen.
3 Kennis is iets belangrijks wat je moet beschermen.
4 Dat kennis iets belangrijks is wat je moet beschermen, zodat het niet van je kan worden afgenomen.
doel: je kennis niet van je laten afnemen
middel: je kennis beschermen (door niet bij je te laten afkijken)
Slide 9 - Tekstslide
Opdracht 1
5 bijvoorbeeld: Maar dat is allemaal onzin natuurlijk! Of: Dat is echter allemaal onzin.
6 Als je later op je werk bent, dan wil je leidinggevende dat er effectief wordt samengewerkt.
Je leidinggevende wil dat er effectief wordt samengewerkt.
Voorwaarde: als je later (in de toekomst) op je werk bent 3 Er worden drie voorbeelden gegeven:
Slide 10 - Tekstslide
Opdracht 1
7 concluderend verband - dus
8 A geeft een uitleg bij de mening in alinea 4.
9 A conclusie + samenvatting
Slide 11 - Tekstslide
Opdracht 1
10voordelen van spieken
je leert effectief samenwerken
je leert anderen in de gaten te houden
je onthoudt veel mee
nadelen van spieken
je leert er niks van
het is moeilijk te meten wat je werkelijk weet
je doet het samen in plaats van alleen
Slide 12 - Tekstslide
Opdracht 1
10. voordelen van niet spieken
je bent sterker als je iets alleen doe
je moet je eigen kennis beschermen
Nadelen van niet spieken
Slide 13 - Tekstslide
Opdracht 2
1 bijvoorbeeld: 'Parate' kennis weet je direct, uit het hoofd; 'kennis' kun je ook opzoeken.
2 eigen antwoord
3 a lichtpuntje (al. 3) 2 iets positiefs in slechte tijden
b letterlijk (al. 3) 3 precies zoals het er staat
c onherroepelijk (al. 6) 4 wat zeker gaat gebeuren
d apocalyps (al. 6) 1 een zeer dramatische gebeurtenis
Slide 14 - Tekstslide
Opdracht 2
4 honden
5 De vergelijking bestaat uit vijf onderdelen:
1 ze zijn beide sloom
2 ze zijn beide lawaaiig
3 ze stinken
4 ze liggen in de weg
5 ze doen niets liever dan vreten
Slide 15 - Tekstslide
Opdracht 2
6 [..] je moet [..] veel weten om het spelletje te winnen.
doel: je wint het spelletje
middel: je moet veel weten
7 Maar nu is er een lichtpuntje.
8 De dochter bedoelt het andersom, ze vindt dat haar moeder verder niet zo nuttig is voor haar.
9 spottend lachen
Slide 16 - Tekstslide
Opdracht 2
10 Ze vinden het onbegrijpelijk dat hun moeder de antwoorden niet weet op (voor hen) simpele vragen en dat de 'parate kennis' van hun moeder haar bij dit soort vragen niet helpt.
11 B een conclusie trekken
12 Dan is er in huis iemand altijd blij om haar te zien.