1.7 Woordenschat opdr. 29 t/m 31

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 1
1.
Lesopening
2.
Leergebiedoverstijgende doelen + arrangementen
3.
Lesdoel (+ minicheck)
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie + afsluiting
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 1
1.
Lesopening
2.
Leergebiedoverstijgende doelen + arrangementen
3.
Lesdoel (+ minicheck)
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie + afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

1. Lesopening
Pak je boek + schrift van Nederlands, laat het nog even dicht!

Slide 2 - Tekstslide

2. Leergebiedoverstijgende doelen
Zelfstandig leren
- Werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld. 

Als er staat leg je antwoord uit, doe je dat. 




Slide 3 - Tekstslide

Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie. 
Namen lln

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 
Namen lln

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 
Namen lln

Slide 4 - Tekstslide

3. Lesdoel
Aan het eind van deze les:
- begrijp je de betekenis van verschillende schooltaalwoorden. 
- begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit teksten. 
- begrijp je de betekenis van verschillende woorden die met school te maken hebben. 

Slide 5 - Tekstslide

Verdiept arrangement:
Namen lln. 

Huiswerk noteren + maken:
Les: 1.7
blz.:  28 t/m 29
opdr.: 29 + 31

Slide 6 - Tekstslide

Mini-check
Quiz mee

Slide 7 - Tekstslide

Wat betekent het woord 'brugklas'?

Iemand die voor het eerst naar de middelbare school gaat, start in de brugklas.
A
eerste klas
B
tweede klas
C
derde klas
D
vierde klas

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent het woord 'excursie'?

We gingen met onze klas op excursie naar een museum.
A
de fiets
B
een leerzaam uitje
C
een saai uitje
D
een dubbel lesuur

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent het woord 'het opstel'?

We gingen met onze klas op excursie naar een museum.
A
een vrij lesuur
B
een overzicht waarin staat in welke volgorde lessen plaatsvinden
C
een tekst die je voor school over een bepaald onderwerp schrijft
D
de verandering in de volgorde van lessen

Slide 10 - Quizvraag

Wie maakt wat:
3 vragen goed? Ga zelfstandig aan de slag:
les 1.7, opdr. 29 + 31, blz. 28 t/m 29

De rest doet mee met de instructie.

Slide 11 - Tekstslide

4. Instructie
Schooltaalwoorden: woorden die je veel op school gebruikt > je komt ze bij alle vakken tegen.

* Aanpak: 
1. Kijk welke woorden je meteen in de juiste zin kunt plaatsen. 
2. Maak als laatste de zinnen die overblijven. 
3. Kijk welke betekenis je meteen aan het juiste woord kunt koppelen. 
4. Kijk als laatste naar de betekenissen die overblijven. 

Slide 12 - Tekstslide

5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?
Lees en maak les 1.7, opdr. 29 + 31 op blz. 28 t/m 29

Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?
Naam lln... kom aan de instructietafel zitten. 
Dan gaan we samen aan de slag. 

Slide 13 - Tekstslide

6. Zelfstandig werken
Je leest en maakt zelfstandig, in stilte:
V: les 1.7, blz. 28 t/m 29, opdr. 29 + 31 --> namen lln. 
B: les 1.7, blz. 28 t/m 29, opdr. 29 + 31 --> namen lln. 
I: les 1.7, blz. 28 t/m 29, opdr. 29 + 31 --> namen lln. 

Ben je klaar?
1. Kijk je werk zorgvuldig na + verbeter waar nodig. 
2. Huiswerk ander vak (af)maken. 
3. Leren toets / lezen / woordzoeker. 
timer
30:00

Slide 14 - Tekstslide

7. Evaluatie
- Zelfstandig leren; werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld.
 
Evaluatie lesdoelen --> Quiz mee! 




Slide 15 - Tekstslide

Wat is een ander woord voor: onderdeel
A
alles bij elkaar opgeteld
B
zeggen
C
erge misdaad
D
stukje van iets

Slide 16 - Quizvraag

wat is een ander woord voor: in totaal
A
heel veel geld
B
alles bij elkaar opgeteld
C
uitgedaan
D
zegt dat het klopt

Slide 17 - Quizvraag

een vermogen
tamme
onderzoeken
goed kijken hoe iets is
heel veel geld
niet bang voor mensen

Slide 18 - Sleepvraag

Ik ken de moeilijke woorden uit les 1.7

😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Afsluiting
Ruim je boek en spullen van NE op.

Volgende lesuur: ....................

Slide 20 - Tekstslide