5/9: tekstverbanden 2

Welkom!
Pak alvast: leesboek, Nieuw Nederlands, laptop
Laptops blijven nog dicht!
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak alvast: leesboek, Nieuw Nederlands, laptop
Laptops blijven nog dicht!

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Lezen
Even opfrissen
Zes nieuwe tekstverbanden!
Oefenen

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kan een doel-middel-, oorzakelijk, redengevend, toegevend, vergelijkend en voorwaardelijk verband in een tekst herkennen aan de hand van signaalwoorden. 
  • Ook ken je al een aantal tekstverbanden: chronologisch, concluderend, opsommend, samenvattend, tegenstellend en toelichtend verband.

Slide 3 - Tekstslide

Even opfrissen
Wat is ook alweer een tekstverband?
En hoe herken je dit in een tekst?

Slide 4 - Tekstslide

Doel-middelverband
  • Een doel-middelverband geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken. 
  • Door middel van, met behulp van, om te, opdat, zodat
  • Voorbeeld: 'Soms speel ik een white noise af tijdens het leren, zodat ik me beter kan concentreren.'

Slide 5 - Tekstslide

Oorzakelijk verband
  • Een oorzakelijk verband laat zien waardoor iets gebeurt (waarop je niet altijd invloed hebt).
  • Doordat, daardoor, dus, dankzij, etc.
  • Voorbeeld: 'Er brak brand uit in het stadion, waardoor de wedstrijd niet kon doorgaan.'

Slide 6 - Tekstslide

Redengevend verband
  • Een redengevend verband geeft aan waarom iemand iets doet of vindt
  • Omdat, daarom, dus, want, vanwege, etc.
  • Voorbeeld: 'Ik had niet zo goed geleerd voor mijn toets, daarom had ik een onvoldoende.'
  • Let op! Bij een redengevend verband heb je er wel invloed op (leren voor toets), bij een oorzakelijk verband meestal niet!

Slide 7 - Tekstslide

Toegevend verband
  • Een toegevend verband geeft een andere kant van de zaak/ situatie aan. 
  • Hoewel, desondanks, niettemin, ofschoon, ook al, weliswaar
  • Voorbeeld: 'Hoewel An van kamperen houdt, gaat ze dit jaar niet mee naar de camping.'
  • De toegeving kan ook in het tweede deel van de zin of in een andere zin staan. 

Slide 8 - Tekstslide

Vergelijkend verband
  • Een vergelijkend verband geeft aan wat het verschil of de overeenkomst is
  • In vergelijking met, als, evenals, meer dan, vaker dan etc.
  • Voorbeeld: 'Vergeleken met vorig jaar was dit een heel warme zomer.' 
  • Voorbeeld: 'Net als mijn broertje houd ik heel erg van voetbal.'

Slide 9 - Tekstslide

Voorwaardelijk verband
  • Een voorwaardelijk verband maakt duidelijk onder welke voorwaarden iets gebeurt. 
  • als (... dan), in het geval (dat), indien, mits, tenzij, wanneer
  • Voorbeeld: 'Als je je bordje leeg eet, gaan we straks nog een ijsje halen.'

Slide 10 - Tekstslide

'Het heeft de hele nacht gesneeuwd. Daardoor is het glad op de weg.'
Welk tekstverband?
A
Redengevend
B
Concluderend
C
Oorzakelijk
D
Chronologisch

Slide 11 - Quizvraag

'Vakantie heeft veel voordelen. Je kunt bijvoorbeeld elke dag uitslapen.'
Welk tekstverband?
A
Tijd
B
Voorbeeld
C
Tegenstelling
D
Oorzaak

Slide 12 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij een vergelijkend verband?
A
doordat
B
daarom
C
dus
D
als

Slide 13 - Quizvraag

'Jan wil naar de dierentuin, ik wil naar een pretpark en Ella wil naar het strand. We kunnen het dus niet echt eens worden met elkaar.
Welk tekstverband?
A
Redengevend
B
Opsommend
C
Concluderend
D
Samenvattend

Slide 14 - Quizvraag

'Hoewel ik erg van uitslapen houd, probeer ik tegenwoordig wat vroeger uit bed te gaan in het weekend.'
Welk tekstverband?
A
Reden
B
Inperking
C
Tegenstelling
D
Doel-middel

Slide 15 - Quizvraag

Oefenen!
  • Opdracht 5, blz. 20-21
  • We lezen samen tekst 2, blz. 21-22
  • Maak daarna in tweetallen de vragen van opdracht 5 
  • We gaan de volgende les verder met de opdracht

Slide 16 - Tekstslide

Vooruitblik
Volgende les (donderdag): lezen, opdracht 5 afmaken, uitleg fictiebegrippen, opfrissen werkwoordspelling

Slide 17 - Tekstslide