Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Levensloop inflatie
De financiële levensloop
Domein E
Hoofdstuk 2
havo 4
1 / 26
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
In deze les zitten
26 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
2 videos
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
De financiële levensloop
Domein E
Hoofdstuk 2
havo 4
Slide 1 - Tekstslide
havo.economielokaal.nl
Slide 2 - Link
Vermogenopbouw volgt uit: inkomen - permanent consumptieniveau
Slide 3 - Tekstslide
Hoe sta je er op dit moment voor?
A
Ruim overgaan
B
Net op overgaan
C
Net nog niet op overgaan
D
Beroerd
Slide 4 - Quizvraag
Hoeveel sommen uit het boek heb je al gemaakt?
A
10+
B
10-5
C
4-1
D
Ik ga deze week beginnen :)
Slide 5 - Quizvraag
Welk begrip past op plek B?
A
startsalaris
B
permanent consumptieniveau
C
studeren
D
pensioen
Slide 6 - Quizvraag
In de eerste arbeidsjaren wordt het financieel vermogen nog negatiever. Kies een mogelijke oorzaak.
A
opleiding heeft schulden veroorzaakt
B
het kopen van een huis
C
het afbetalen van de studieschuld
D
een laag startsalaris
Slide 7 - Quizvraag
Mensen met een eigen huis (rond 30 jaar) zullen zij per saldo meer spaargeld of schulden hebben?
A
spaargeld
B
schulden
Slide 8 - Quizvraag
Iemand tegen het begin van zijn/haar pensioen, zal meer schulden of spaargeld hebben?
A
spraargeld
B
schulden
Slide 9 - Quizvraag
Het moment waarop er voor het eerst meer wordt verdiend dan uitgegeven
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 10 - Quizvraag
Je hebt aan het eind van het jaar €350 op je spaarrekening staan.
A
Stroomgrootheid
B
Voorraadgrootheid
Slide 11 - Quizvraag
Wat is een stroomgrootheid?
A
Een grootheid die in de tijd wordt gemeten
B
Een grootheid die op een bepaald tijdstip wordt gemeten
C
Een grootheid die de inflatie weergeeft
D
de formule ric=nic:pic x100
Slide 12 - Quizvraag
Bij een stroomgrootheid denk (of zeg) je altijd een tijdseenheid.
Bij een voorraadgrootheid denk (of zeg) je altijd een tijdstip.
Stroom
Voorraad
loon
studieschuld
jaarlijkse aflossing van de hypotheekschuld
aantal werklozen
winst
bevolkingsomvang
bbp
te betalen hypotheek rente
saldo spaarrekening
Slide 13 - Sleepvraag
Wat is de prijs van sparen en lenen?
A
Rente. sparen: betalen lenen: ontvangen
B
Rente. sparen: ontvangen lenen: betalen
C
Tijd. sparen: lang lenen: kort
D
Tijd. sparen: kort l enen: lang
Slide 14 - Quizvraag
Een momentopname van de bezittingen en het vermogen.
Een overzicht van de kosten en opbrengsten in een bepaalde periode.
Resultatenrekening
Balans
stroomgrootheden
voorraadgrootheden
Slide 15 - Sleepvraag
Bij welke van de 3 pijlers is er geen sprake van ruilen over de tijd?
A
Bedrijfspensioen
B
Geen van allen
C
A.O.W (basispensioen)
D
Vrijwillige pensioenopbouw
Slide 16 - Quizvraag
Wat bedoelen we met ruilen over de tijd met sparen?
A
Het verplaatsen van geld naar de bank
B
Het verplaatsen van geld naar achteren in de tijd
C
Het verplaatsen van geld naar voren in de tijd
D
het verplaatsen van geld naar een spaarvarken
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Video
Het loon dat je op je bankrekening krijgt bijgeschreven voor je bijbaantje
A
Stroomgrootheid
B
Voorraadgrootheid
Slide 19 - Quizvraag
Het verschil tussen een NV en een BV is
A
dat de eigenaar bij een nv met zijn privévermogen verantwoordelijk is voor schulden
B
dat de aandelen bij een bv voor iedereen te koop zijn en bij een nv niet
C
dat de aandelen bij een nv voor iedereen te koop zijn en bij een bv niet
D
dat de eigenaar bij een bv met zijn privévermogen verantwoordelijk is voor schulden
Slide 20 - Quizvraag
0
Slide 21 - Video
Het eigen vermogen staat
A
debetzijde balans
B
winst - verlies rekening
C
bij vlottende activa
D
creditzijde balans
Slide 22 - Quizvraag
Welke stelling klopt niet ?
A
een balans is altijd in evenwicht
B
een balans is een momentopname
C
heeft een debetzijde en een creditzijde
D
wordt altijd opgemaakt op 31 december
Slide 23 - Quizvraag
Wat gebeurt er met de prijs van een product als een patent/octrooi vervalt?
A
De prijs daalt
B
De prijs stijgt
C
De prijs blijft gelijk
Slide 24 - Quizvraag
Wat is een verschil tussen een stichting en een bv?
A
Een stichting heeft geen doel, een bv wel.
B
Het doel van een bv is meestal (maximale) winst, het doel van een stichting is niet-commercieel.
C
Een bv is geen rechtspersoon, een stichting is dat wel.
D
Een stichting is geen rechtspersoon, een bv is dat wel.
Slide 25 - Quizvraag
Heeft een VOF rechtspersoonlijkheid
A
Ja
B
Nee
Slide 26 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
H9 intertemporele ruil gezinnen
Mei 2023
- Les met
11 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
H9 intertemporele ruil gezinnen
April 2024
- Les met
11 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
H9 intertemporele ruil gezinnen
Februari 2024
- Les met
10 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 3,4
Les 9 $3 Ondernemingen in de tijd +herhaling
Maart 2021
- Les met
22 slides
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
Jong en oud les 2 en 3
September 2021
- Les met
26 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Jong & Oud (5e) H2. De jeugd
September 2024
- Les met
22 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Jong en oud - 4 Sparen en lenen
Februari 2021
- Les met
19 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Test P4H1.P1enP2
Februari 2024
- Les met
20 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4