E5 Vraagstukken (Middel)grote steden + E6 Wijken

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

Welkom terug bij Aardrijkskunde! 

Startklaar:

• Jas uit, tas op de grond
• telefoon in zakkie
• map en pen op tafel  
• laptop op tafel

Week 1	Week 2	Week 3	Week 4	Week 5	Week 6	Week 7
voorkennis + nulmeting C1	C1	C2 + C3	SO + E1	E2 + E3	E4 + E5 + E6	Herhalings-week: examen-training

Weekplenda

Overzicht domein E

E1 Overstromingen en wateroverlast
E2 Beleid
E3 Watervraagstukken op regionale schaal
E4 Randstad
E5 (Middel)grote stad
E6 Buurten en wijken

Programma

• Examenbundels uitdelen
• Opstart quiz
• Uitleg + aantekeningen maken
• Oefenvraag 

Examenbundels

• Samenvatting
• Oefenboek 

Opstart quiz

Hoofd

Leerdoelen E4: Vraagstukken (middel) grote steden

1. Wat is een kenniseconomie
2. Wat is een creatieve stad?
3. Wat is een science park?
4. Wat is een duurzame stad?
5. Wat is een Smart City? 

Wat weet je hier al van?

Wat zijn de huidige problemen in de stad?

Wat zijn de huidige problemen in de stad?

• Duurzaamheidsproblemen: hitte, wateroverlast, energie
• Leefbaarheid: veiligheid, files, woningtekort
• Werken: genoeg banen 

Wat is de toekomst van de stad?

1. Sustainable city: groene daken tegen wateroverlast, zonnepanelen voor groene energie, recyclen
   
   
2. Smart city: gebruik  technologie en data om stad te verbeteren
   
   
3. Creatieve stad: hier komen veel creatieve innovaties tot stand
   VB= science park: bedrijven in de buurt van universiteit, nadruk ligt op innovatie

Wat is publiek-private samenwerking en waarom is het belangrijk?

Samenwerking tussen overheid, bedrijven, kennisinstellingen en burgers om problemen op te lossen! 

Voordelen:

• kosten delen
• kennis delen
• inspraak in besluitvorming 

Steden zijn de motor van de kenniseconomie en de creatieve economie, maar wat is dat?

Kennis economie = economische groei door kennis en innovatie. (fysieke arbied minder belangrijk) 

Creatieve economie = economische groei door creativiteit (kunst, maar ook vormgeving van games, entertaiment, reclame, etc.)  

Overzicht domein E

E1 Overstromingen en wateroverlast
E2 Beleid
E3 Watervraagstukken op regionale schaal
E4 Randstad
E5 (Middel)grote stad
E6 Buurten en wijken

Leervragen E6: Vraagstukken op buurt- en wijkniveau

• Wat is een buurtprofiel?
• Hoe bepaalt men de leefbaarheid?
• Wat is het verschil tussen herstructurering en stadsvernieuwing.

Wat weet je hier al van?

Hoe ziet de NLse stad eruit? 

Model van de NLse stad

1. Historische binnenstad
2. arbeiderswijken
3. portiekwoningen
4. hoogbouw
5. woonerven
6. vinexlocaties

Hoe ziet dat eruit? 

1                                      2                                 3

4                                      5                                  6

Steeds meer ook in stadcentrum

E4: Leefbaarheid

Buurtprofiel

De kenmerken van een wijk:

• woningkenmerken 
• bewonerskenmerken

(ouderdom, koop of huur, onderhoud)

(gezinsfase, inkomen, grootte)

Leefbaarheid

Leefbaarheid

Is het fijn om ergens te wonen?

Wordt bepaald door:

• woningkenmerken
• bewonerskenmerken
• omgeving 
• sociale (on)veiligheid
• sociale cohesie
• openbare ruimte 

toegankelijk, overzichtelijk, onderhoud, toezicht

Wat kan je doen om de leefbaarheid te verbeteren?

Sociale vlak	Fysieke vlak
sociale cohesie verbeteren door buurtvoorzieningen	openbare ruimte overzichtelijker, toegankelijker en veiliger maken

Leefbaarheid

Verbeteren van de leefbaarheid:

Stadsvernieuwing

Herstructurering

Stadsvernieuwing = het fysiek opknappen van de woningen

Herstructurering =  het fysiek opknappen van de woningen en de functie veranderen (en daarmee de bevolkingssamenstelling) 

Kan leiden tot gentrificatie

 

Leefbaarheid

Gentrificatie

Door het vernieuwen / renoveren van oude wijken in de stad, vaak dicht bij het centrum, worden er andere mensen aangetrokken. 

Hierbij worden vaak de armere mensen verdreven uit het stadscentrum omdat de huurprijzen te hoog worden voor hen om te betalen.

Examentraining

Transities in de gemeente Groningen

Stappenplan examenvraag

1. onderstreep de kernwoorden in de vraag en bronnen
   
   
2. wat wordt van je verwacht in het antwoord? 
   - hoeveel punten?
   - wat voor antwoord: oorzaak-gevolg, voorbeelden, etc.
   
   
3. begin met de herhaling van de vraag