In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Begrippen quiz H1 Praktische economie
Slide 1 - Tekstslide
Middelen zijn zaken waarmee de behoeften vervuld kunnen worden.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quizvraag
Wat is schaarste?
Slide 3 - Open vraag
Wat zijn twee productiefactoren?
A
Kapitaal
B
Huur
C
Arbeid
D
Budget
Slide 4 - Quizvraag
Wat is de nominale waarde (van geld)?
Slide 5 - Open vraag
Wat is consumeren?
Slide 6 - Open vraag
Bedrijven streven naar een hoge arbeidsproductiviteit. De arbeidsproductiviteit kan toenemen door:
A
scholing
B
prestatieloon
C
verbeteren van arbeidsomstandigheden
D
Alle antwoorden zijn goed,
Slide 7 - Quizvraag
Wat is hoger qua waarde, de intrinsieke of nominale waarde van geld?
A
intrinsieke
B
nominale
Slide 8 - Quizvraag
De externe waarde van 20 euro is...
A
20 euro, wat op het briefje staat
B
wat je van 20 euro in NL kunt kopen
C
wat het kost om een briefje van 20 te maken
D
de wisselkoers, bijv. hoeveel dollar je ervoor krijgt
Slide 9 - Quizvraag
Welke uitgave is een incidentele uitgave?
A
Telefoonabonnement
B
Spelcomputer
C
Melk
D
Cola
Slide 10 - Quizvraag
Onder welke uitgavecategorie vallen de uitgave hieronder: kapper - boodschappen - make up
timer
0:30
A
vaste lasten
B
huishoudelijke uitgave
C
incidentele uitgaven
Slide 11 - Quizvraag
Welke uitgaven zijn dagelijkse uitgaven?
A
abonnement op Spotify
B
boodschappen
C
contributie sportclub
D
vakantie
Slide 12 - Quizvraag
Op 1 januari 2017 had Vlamdijk 11 459 inwoners. Een jaar later is het inwonersaantal gedaald tot 10 987. Met hoeveel procent is het inwonersaantal gedaald?
A
14,12%
B
4,29%
C
4,12%
D
14,29%
Slide 13 - Quizvraag
Door inflatie daalt de ... van de munt
A
Externe waarde
B
Nominale waarde
C
Interne waarde
D
Intrinsieke waarde
Slide 14 - Quizvraag
Met hoeveel procent is de prijs van het tv-meubel gedaald? Rond af op hele procenten.
A
35,7%
B
36%
C
55,6%
D
56%
Slide 15 - Quizvraag
Wat is arbeidsproductiviteit?
Slide 16 - Open vraag
Wat is specialisatie?
A
Als je een speciale werknemer bent
B
Als je nog maar één product gaat maken
C
Als je nog maar één product gaat kopen
D
Als je nog maar één werknemer hebt
Slide 17 - Quizvraag
Als je geld pint, dan wordt chartaal geld giraal geld.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quizvraag
1. Chartaal geld is het geld wat op de bank staat. 2. Giraal geld is contant geld.