In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
De evolutie leert ons geen moraal
Slide 1 - Tekstslide
Welke moeilijke woorden ben je tegengekomen die je zou opzoeken in een woordenboek?
Slide 2 - Woordweb
De tekst ‘De evolutie leert ons geen moraal’ kan door middel van onderstaande kopjes in vijf delen worden onderverdeeld: deel 1: Inleiding / deel 2: Wijdverbreide aannames en hun ontkrachting / deel 3: Hernieuwde theorievorming / deel 4: Pseudowetenschap / deel 5: Slot Bij welke alinea begint deel 4, ‘Pseudowetenschap’?
Slide 3 - Open vraag
Welke overeenkomst is er in alinea 3 en 4 te vinden tussen opvattingen uit de evolutionaire psychologie en de gedragsbiologie? Beide wetenschappen
A
benadrukken dat menselijk gedrag verklaard kan worden uit omstandigheden in het verleden.
B
gaan uit van dominantie bij de man en intuïtieve aandrang tot binding bij de vrouw.
C
interpreteren menselijk gedrag als het resultaat van langzame biologische evolutie.
D
verklaren menselijk gedrag door te verwijzen naar parallellen met dierlijk gedrag.
Slide 4 - Quizvraag
Vat het tekstgedeelte van alinea 10 tot en met 12 samen. Neem daartoe onderstaand schema over en vul het in. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 50 woorden.
Slide 5 - Open vraag
In alinea 8 tot en met 11 worden drijfveren voor het gedrag van apen aan de orde gesteld. Wat is blijkens de tekst de visie van De Waal op deze drijfveren en wat is blijkens de tekst de visie van de auteurs op deze drijfveren? Gebruik geen voorbeelden. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 25 woorden.
Slide 6 - Open vraag
Volgens wie verloopt de evolutie alleen geleidelijk? volgens
A
Chomsky
B
Dawkins
C
De Waal
D
Gould 6
Slide 7 - Quizvraag
In het tekstgedeelte dat bestaat uit alinea 11 en 12 van tekst 1 wordt een visie verwoord op wat de natuur ons leren kan. Die visie is tegengesteld aan de visie die blijkt uit tekstfragment 1. Geef voor elk van die visies weer welk argument wordt gehanteerd om die te staven.
Slide 8 - Open vraag
Zowel in alinea’s 13 en 14 van de hoofdtekst als in tekstfragment 2 komen visies op de ouderdom van taal en het ontstaan van taal aan de orde. Vat de verschillen in zienswijze op het ontstaan en de ouderdom van taal van Chomsky en Levinson samen. Maak voor je antwoord gebruik van het schema.
Slide 9 - Open vraag
Een kritisch lezer zou van mening kunnen zijn dat in alinea 17 het publiek wordt bespeeld, doordat daar met enige geringschatting geschreven wordt over evolutionaire psychologie. Citeer twee woorden of woordgroepen uit alinea 17 waaruit deze geringschatting blijkt.
Slide 10 - Open vraag
In regels 261-263 wordt voorgesteld dat we ‘beter’ kunnen nagaan waar mensen hun bijzondere vermogens aan danken. Welke eerder in de tekst genoemde opvatting zou met dit voorstel moeten worden bijgesteld? de opvatting dat
A
het taalvermogen een uniek-menselijke eigenschap is
B
mens en dier fundamenteel van elkaar verschillen
C
moraal uit de evolutie kan worden gerechtvaardigd
D
rolpatronen maar moeilijk veranderd kunnen worden
Slide 11 - Quizvraag
Welke van onderstaande formuleringen geeft het beste de hoofdgedachte van de tekst ‘De evolutie leert ons geen moraal’ weer?
A
Achterhaalde morele opvattingen gekoppeld aan ongefundeerde speculaties over het verloop van de evolutie leiden tot bevestiging van stereotypen.
B
Een evolutionaire verklaring van het ontstaan van morele vermogens dwingt ons om bepaalde maatschappelijke opvattingen te omarmen.
C
Wij moeten onze creatieve geest benutten om de maatschappij in te richten naar ons goeddunken, zonder rekening te houden met evolutionaire chronologie.
D
Wij zijn aangewezen op ons kritisch vermogen om zelf te bedenken wat een goede maatschappij is, aangezien de natuur ons hierbij geen steun biedt.
Slide 12 - Quizvraag
Welke twee uitspraken zijn in overeenstemming met de strekking van tekst 1?
1 Alleen door hoe-vragen te stellen, kunnen we ons een beeld vormen van een beschaafde samenleving.
2 De evolutie van onze genen is veel bepalender voor ons gedrag dan de culturele tijdgeest.
3 De ideeën van Chomsky over menselijke taal vertonen overeenkomsten met de inzichten van de evolutionair psychologen.
4 Een aantal evolutionair-psychologische verklaringen zorgen voor bevestiging van vooroordelen.
5 Hume had in zijn tijd al in de gaten dat wanneer iets het geval is, dit niet betekent dat het noodzakelijkerwijs het geval is.
6 Verschillen tussen mannen en vrouwen zijn overtuigend te verklaren vanuit de evolutionaire psychologie.
Slide 13 - Open vraag
Tekst 1 is hoofdzakelijk een betoog, want in de tekst
A
worden de opbrengsten van verschillende vormen van onderzoek tegen elkaar afgezet.
B
worden diverse argumenten tegen de morele inrichting van onze maatschappij gegeven.
C
worden redenen gegeven voor een andere kijk op de herkomst van menselijke moraliteit.
D
wordt een duidelijke voorkeur uitgesproken voor een specifieke visie op de evolutieleer.
Slide 14 - Quizvraag
1 De manier waarop wij in deze tijd denken, is goeddeels bepaald door de struggle for life van onze verre voorouders.
2 Het is te gemakkelijk om de natuur te gebruiken als bron van inspiratie voor de manier waarop mensen moeten samenleven.
3 Steeds meer mensen zijn oprecht geïnteresseerd in de evolutionaire oorsprong van de menselijke natuur.
4 Vaak wordt menselijk gedrag abusievelijk toegeschreven aan biologische grondslagen.
5 Volgens Chomsky is taal een eenvoudig systeem dat ons grenzeloze gebruiksmogelijkheden biedt.
6 We moeten ervoor waken dat pseudowetenschappelijke inzichten onze visie bepalen op de inrichting van de ideale samenleving.
Welke drie uitspraken zouden in een samenvatting van tekst 1 moeten worden opgenomen?
Slide 15 - Open vraag
1 “Hetzelfde geldt voor het idee dat onze zelfzuchtige genen maken dat we meer investeren in bloedverwanten dan in anderen.”
2 “Deze explosie van creativiteit heeft waarschijnlijk iets te maken met de ontwikkeling van taal.”
3 “Nu kun je het lezen van zulke boeken zien als een onschuldig en ook wel vermakelijk tijdverdrijf, maar wij vinden de inhoud ervan zorgelijk.”
4 “Het wordt griezelig als zulke pseudowetenschappelijke inzichten onze moraal gaan verklaren en zo een bepaalde visie op het samenleven rechtvaardigen.”
5 “We kunnen beter nagaan waar wij onze bijzondere vermogens aan danken.”
Neem de nummers over en noteer achter elk nummer of het om een feitelijke of een waarderende uitspraak gaat.