In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Grammatica
Slide 1 - Tekstslide
Inhoud van deze les
Lesdoel: herhalen van ontleden in zinsdelen ( redekundig ontleden).
Slide 2 - Tekstslide
Stappenplan redekundig ontleden
1. zoek de pv: maak de zin vragend of verander het getal
2. zoek het gezegde (WWG of NG)
3. zoek het ond (= onderwerp) Wie of wat + gezegde? 4. zoek het lv (=lijdend voorwerp) Wie of wat + gezegde + ond? Geen lv als er een NG is! 5. zoek het mw (= meewerkend voorwerp) Aan wie/voor wie + gezegde + ond + lv?
Slide 3 - Tekstslide
Herhaling lesstof
Zindsdeel - bestaat uit één of meerdere woorden die bij elkaar horen. Elk zinsdeel heeft een bepaalde functie in een zin. (bv. een onderwerp of een gezegde)
Zinsdelen benoemen wordt ook wel redekundig ontleden genoemd!
Slide 4 - Tekstslide
Herhaling lesstof
Persoonsvorm - een vorm van het werkwoord (altijd één woord)
Kan in het enkelvoud, meervoud, in de tegenwoordige- of de verledentijd staan.
Je vindt de pv door de zin in een andere tijd te zetten. tt --> vt of vt --> tt
Slide 5 - Tekstslide
Herhaling lesstof
Voorbeeld:
Tegenwoordige tijd:
De leerling komt op tijd. De leerlingen komen op tijd.
Verleden tijd: De leerling kwam op tijd. De leerlingen kwamen op tijd
Slide 6 - Tekstslide
Herhaling lesstof
Onderwerp - wie of wat + gezegde ( onderwerp staat vaak naast de persoonsvorm)
Voorbeeld: De nieuwe leerling | gaat | daarna | aan de slag.
De gebiedende wijs heeft geen onderwerp
Voorbeeld: Pak op! Geef antwoord!
Slide 7 - Tekstslide
Herhaling lesstof
Zinsdeelproef - om vast te stellen uit hoeveel zinsdelen een zin bestaat.
1. Onderstreep de pv (persoonsvorm) 2. Zet steeds één of meerdere woorden voor de pv. Wanneer je een goed lopende zin krijgt, weet je dat de woorden voor de pv één zinsdeel is.
Slide 8 - Tekstslide
Lijdendvoorwerp: wie of wat + gezegde + onderwerp
Mijn moeder/ heeft/ een appeltaart /gebakken.
Een lv begint nooit met een voorzetsel
Tekst
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
lesstof
redenkundig vs woordsoorten
De leraar bespreekt altijd de moeilijke opdrachten.
lidwoord lidwoord
zelfstandig naamwoord bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig werkwoord zelfstandig naamwoord
bijwoord
Slide 11 - Tekstslide
Quiz/toets
Grammatica redekundig =
zinsontleden
En wie weet het antwoord op deze vraag? -> ->
Slide 12 - Tekstslide
QUIZ
Slide 13 - Tekstslide
Tot nu toe heeft dat niets opgeleverd.
______
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm
Slide 14 - Quizvraag
Als onderwerp voor hun werkstuk kozen ze pooldieren. Onderwerp=
A
Als onderwerp
B
Pooldieren
C
Kozen
D
Ze
Slide 15 - Quizvraag
De meisjes hebben hun lange haren laten knippen bij de kapper. Wat is hier het wwg?
A
hebben
B
laten knippen
C
knippen
D
hebben laten knippen
Slide 16 - Quizvraag
Houd je mond! Wat is het onderwerp (ond)?
A
je
B
je mond
C
er is geen onderwerp (ond)
Slide 17 - Quizvraag
Verdeel de deze zin in zinsdelen. Hoeveel zinsdelen heeft deze zin? - De fiets van mijn broer stond in de schuur van mijn ouders.
A
2
B
4
C
3
D
5
Slide 18 - Quizvraag
Is dit een meewerkend voorwerp?
'We willen een cadeaubon kopen voorde trainer.'
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp
Slide 19 - Quizvraag
Is dit een meewerkend voorwerp?
Hij laat al zijn geld na aangoede doelen.
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp
Slide 20 - Quizvraag
[Over een maand] | ga | ik | op vakantie. Hoe noem je het zinsdeel 'over een maand'?