Zindsdeel - bestaat uit één of meerdere woorden die bij elkaar horen. Elk zinsdeel heeft een bepaalde functie in een zin. (bv. een onderwerp of een gezegde)
Zinsdelen benoemen wordt ook wel redekundig ontleden genoemd!
Slide 2 - Tekstslide
Herhaling lesstof
Persoonsvorm - een vorm van het werkwoord (altijd één woord)
Je vindt de pv door de tijdproef toe te passen.
Je vindt de pv door de zin in een andere tijd te zetten. tt --> vt of vt --> tt
Slide 3 - Tekstslide
Herhaling lesstof
Voorbeeld:
Tegenwoordige tijd:
De leerling komt op tijd. komt = pv
Verleden tijd: De leerling kwam op tijd.
Slide 4 - Tekstslide
Herhaling lesstof
Onderwerp - zegt wie of wat de handeling uitvoert ( onderwerp staat vaak naast de persoonsvorm)
Voorbeeld: De nieuwe leerling | gaat | daarna | aan de slag.
De gebiedende wijs heeft geen onderwerp
Voorbeeld: Pak op! Geef antwoord!
Slide 5 - Tekstslide
Herhaling lesstof
Werkwoordelijk gezegde - Alle werkwoorden in de zin (inclusief de persoonsvorm)
Lijdend voorwerp - wie/wat + wg + o ? Voorbeeld: Maak de oefening op een blaadje Hij zwaait opa en oma uit.
Slide 6 - Tekstslide
Herhaling lesstof
Meewerkend voorwerp - aan/voor wie/wat + wg + o + lv ? (als je aan/voor voor een zinsdeel kan zetten is het een mv) Voorbeeld: Maak de oefening op een blaadje
Jose geeft Jan een cadeau.
Bijwoordelijke bepaling - zinsdelen die overblijven en geven antwoord op de vragen: wanneer, waar, hoe, waarom, waardoor en waarmee.
Slide 7 - Tekstslide
Herhaling lesstof
Voorbeeld: Benoem de zinsdelen. Maak de oefening op een blaadje.
Met een grote glimlach overhandigde de leerling haar
verslag over groene energie.
Slide 8 - Tekstslide
Uitleg nieuwe lesstof
Vaste volgorde:
Zoek de pv en onderstreep deze.
Herken de zinsdelen en zet zinsdeelstrepen
Zoek het werkwoordelijk gezegde op (wg)
Zoek het onderwerp op (o)
Zoek het lijdend voorwerp op (lv)
Zoek het meewerkend voorwerp op (mv)
Zinsdelen die overblijven zijn meestal bijwoordelijke bepalingen (bwb)
Slide 9 - Tekstslide
Antwoorden
Hij | zwaait | opa en oma | uit. Lv= opa en oma
Jose | geeft | Jan | een cadeau. Mv= Jan
Met een grote glimlach (bwb) | overhandigde (pv) | de leerling (ond) | haar verslag over groene energie (lv).