Voorbeelden waardoor de vraaglijn kan verschuiven:
- consumenten krijgen meer inkomen
- prijzen van andere (substitutie/complementaire) goederen veranderen
- voorkeuren van consumenten veranderen
- er komen meer consumenten bij
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Slide 7 - Video
De arbeidsmarkt
De arbeidsmarkt is ook een markt, dus bestaat uit ...................... en ........................................ .
Slide 8 - Tekstslide
De arbeidsmarkt
De arbeidsmarkt is ook een markt, dus bestaat uit vragers en aanbieders.
Slide 9 - Tekstslide
Vraag = werkgelegenheid
De vragers van arbeid zijn de werkgevers (bedrijven). Die vragen arbeid(ers). Deze hebben ze nodig voor hun productieproces.
De vraag naar arbeid heet ook wel de werkgelegenheid.
Slide 10 - Tekstslide
Hoe hoger het loon, des te lager de vraag naar arbeid.
Het wordt dat voor werkgevers interessanter om bijvoorbeeld meer of beter kapitaal aan te schaffen, zodat de arbeidsproductiviteit stijgt en er minder (duurdere) arbeiders nodig zijn voor het productieproces.
Slide 11 - Tekstslide
Aanbod = beroepsbevolking
Het aanbod zijn de werknemers / arbeiders en de werklozen. Het totale aanbod heet de beroepsbevolking.
Naarmate het loon stijgt, neemt het aantal aanbieders / het aantal aangeboden uren arbeid toe. De opofferingskosten. Van vrije tijd worden dan namelijk steeds hoger en dan zal de keuze sneller vallen op werken.
Slide 12 - Tekstslide
Natuurlijk is er niet (maar) één arbeidsmarkt.
Er is een markt voor docenten VO, schilders, advocaten, etc.
Slide 13 - Tekstslide
Evenwicht
Als vraag en aanbod gelijk is, dan spreken we van evenwicht. De prijs die tot stand komt is het evenwichtsloon.
Op de meeste ‘gewone’ markten komt een evenwichtsprijs tot stand waartegen de goederen verhandeld worden. Bij de arbeidsmarkt is er niet altijd sprake van evenwicht.
Slide 14 - Tekstslide
Voorbeeld: minimumloon
Als er sprake is van een effectief minimumloon - dus een minimumloon dat boven het evenwichtsloon ligt - zal er meer aanbod van arbeid zijn dan dat er vraag is.
Er ontstaat dan werkloosheid.
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Voorbeeld: vakbonden / CAO's
Stel dat er een crisis is en de vraag naar producten terugloopt. Hierdoor daalt ook de vraag naar arbeiders.
Als nu het loon niet mee daalt, ontstaat er een aanbodoverschot. Dit is werkloosheid.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Voorbeeld: krapte op de arbeidsmarkt
Voor de meeste beroepen moet er eerst een opleiding gevolgd worden. Je hebt dus - als werkgever - niet zo maar meer arbeiders tot je beschikking als je het loon verhoogd.
Als er een tekort is aan arbeidskrachten, dus meer vraag dan aanbod, noemen we dit krapte op de arbeidsmarkt.