Wiederholung schwache Verben

Wiederholung schwache Verben
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wiederholung schwache Verben

Slide 1 - Tekstslide

Das schwache Verb im Präsens 

ich
du
er/es/sie
wir
ihr
sie/Sie
ik
jij
hij/het/zij
wij
jullie
zij/u
(fe)
e
st
t
en
t
en
Als je een zwak werkwoord wilt vervoegen, dan haal je -en van het hele werkwoord af. (wohnen -> wohn). 
Dan bepaal je welke vorm je nodig hebt (ich, du, er, etc) en kies je de bijbehorende uitgang.
Als je de uitgangen van links naar rechts leest en je zet er fe voor
dan krijg je het woord feesttenten. Hiermee kun je de uitgangen van de regelmatige
werkwoorden onthouden.

Slide 2 - Tekstslide

Ausnahmen von der Regel
(heißen) Wie heißt du?              nur ein -t
(tanzen) Du tanzt gut!               nur ein -t
(boxen)  Boxt du schon lange?   nur ein -t

Als de stam eindigt op een sis-klank (s, ss, ß, x, z) bij du geen -st, alleen een t. 
De s zit als in de sisklank. Siehe Seite 123 im Buch.

Slide 3 - Tekstslide

Und jetzt du!
8 vragen: hou bij hoeveel je goed hebt
bij open vragen: let op klein en groot schrijven

Slide 4 - Tekstslide

Ich ___ in den Niederlanden.
A
wohnen
B
wohne
C
wohnst

Slide 5 - Quizvraag

Wir ___ Fußball auf dem Schulhof.
A
spielen
B
spielt
C
spielst

Slide 6 - Quizvraag

Peter ___ seine Hausaufgaben.
A
mache
B
machst
C
macht

Slide 7 - Quizvraag

Mein Handy ___ hier noch.
A
liegen
B
liegst
C
liegt

Slide 8 - Quizvraag

NL>D: dans jij
(tanzen)

Slide 9 - Open vraag

NL-D: jullie kennen
(kennen)

Slide 10 - Open vraag

NL-D: ik bak
(backen)

Slide 11 - Open vraag

NL-D: u vraagt
(fragen)

Slide 12 - Open vraag

Hoeveel vragen had jij goed?
08

Slide 13 - Poll

Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden

Slide 14 - Tekstslide

Wat is eigenlijk een zwak werkwoord?

Slide 15 - Woordweb

Wat is eigenlijk een voltooid deelwoord?

Slide 16 - Woordweb

Basisregel voor het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden
Het voltooid deelwoord wordt gevormd door: 

GE + STAM + T

Bijvoorbeeld:
hören - Wir haben es gestern schon gehört. 
spielen - Mein Hund hat mit meiner Katze gespielt. 

Slide 17 - Tekstslide

Uitzondering 
Het voltooid deelwoord van werkwoorden waarbij de stam op een -t of een -d eindigt, wordt gevormd door:

GE + STAM + ET

Bijvoorbeeld:
arbeiten - Wir haben gestern den gazen Tag gearbeitet.

Slide 18 - Tekstslide

Uitzondering 
Het voltooid deelwoord van werkwoorden op -ieren wordt gevormd door: 

STAM + T

Bijvoorbeeld:
fotografieren - Was hast du fotografiert?

Slide 19 - Tekstslide

Uitzondering 
Het voltooid deelwoord van werkwoorden met be- of ver- wordt gevormd door:

STAM + T

Bijvoorbeeld:
besuchen - Wir haben den Zoo besucht.

Slide 20 - Tekstslide

Wat valt je op aan deze zinnen?
Wir haben es gestern schon gehört. 
Mein Hund hat mit meiner Katze gespielt. 
Was hast du fotografiert?
Wir haben den Zoo besucht. 

Slide 21 - Tekstslide

Stappenplan
Om welk werkwoord gaat het?
1. Plaats dit werkwoord naar het einde van de zin en maak er als volgt een voltooid deelwoord van:
2. Wat is de stam van het werkwoord?
3. Eindigt de stam op –T, -D of het werkwoord op–IEREN? Zo ja, ga naar stap 4 of 5.
     Zo nee, regel: GE + STAM + T
4. Eindigt de stam op: -T of –D, regel: GE + STAM + ET. 
5. Eindigt de stam op –IEREN, regel: STAM+T

6. Voeg het juiste hulpwerkwoord toe.

Slide 22 - Tekstslide

We gaan oefenen!
Vul het juiste voltooid deelwoord in. 

Slide 23 - Tekstslide

Voltooid deelwoord?
Wo habt ihr letztes Jahr____(wohnen)

Slide 24 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Früher habe ich viel____(tanzen = dansen)

Slide 25 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Die Mannschaft hat gestern viel______(trainieren)

Slide 26 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Ihr habt das Nintendo Spiel ______(kaufen).

Slide 27 - Open vraag