2.3 LEZEN

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

2.3 LEZEN

WAT GAAN WE DOEN ?

- LEERDOELEN BESPREKEN

- CHECKEN OF WE HET BEGRIJPEN

- ZELFSTANDIG WERKEN

Leerdoelen

Inleiding – kern – slot

Manier van lezen – Verkennend lezen

Inleiding

- de eerste alinea van de tekst

- staat vaak apart van de tekst

- maakt bijna altijd duidelijk wat het onderwerp is

KERN

- Het middenstuk van de tekst.

- Bestaat uit één alinea of meer alinea's.

- Geeft informatie over het onderwerp van de tekst

SLOT

- De laatste alinea

-Herhaalt het belangrijkste uit de tekst 

- Geeft tips

verkennend lezen

Voordat je een tekst écht gaat lezen, bekijk je de tekst. 

Je komt dan al veel over de tekst te weten. 

Daardoor lees je de tekst makkelijker. 

Deze manier van lezen noem je verkennend lezen.

Verkennend lezen doe je zo :

• Lees de titel en de tussenkopjes.

• Lees de inleiding en het slot.

• Lees de woorden die vet- of schuingedrukt zijn.

• Bekijk de plaatjes en lees de tekst bij de plaatjes.

• Lees de informatie onder de tekst (de bron).

Stel jezelf daarbij vragen als:

• Wat is het onderwerp van de tekst?

• Wat weet ik al over het onderwerp?

• Wat voor tekst is het? Bijvoorbeeld een recept, een krantenbericht?

• Wie is de schrijver?

Waar staat de inleiding

1. in de laatste alinea van de tekst
2. in de eerste alinea van de tekst
3. in het midden van een tekst

Wanneer gebruik je verkennend lezen?

1. Als je de tekst nauwkeurig gaat lezen
2. Voordat je de tekst gaat lezen
3. Als je al weet waar de tekst over gaat
4. Als het een lange tekst is

Waar gaat de kern van een tekst over?

1. Geeft informatie over de titel
2. Geeft informatie over de schrijver
3. Geeft informatie over het onderwerp
4. Geeft informatie over de alinea's

Bij verkennend lezen stel je jezelf de vraag

1. Hoe heet de schrijver?
2. Wat weet ik al over het onderwerp?
3. Hoelang is deze tekst?
4. Hoeveel alinea's heeft deze tekst?

Wat staat er meestal in het Slot van een tekst?

1. informatie over het onderwerp van de tekst
2. maakt duidelijk wat het onderwerp is
3. herhaalt het belangrijkste
4. geeft info over de plaatjes

OPDR 1 t/m 9  - opdr. 5 niet. 

blz. 81 t/m 86

MAAK ZELFSTANDIG OPDR 1 t/m 9

Op blz. 81 t/m 86