3HV TV PV TT VT en VD

Nederlands 3HV
ww-spelling
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 3HV
ww-spelling

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Aanwezigheid
Schema werkwoordspelling
Voorkennis persoonsvorm
uitleg persoonsvorm tt + oefenen
uitleg persoonsvorm vt + oefenen
uitleg voltooid deelwoord + oefenen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm

Slide 4 - Woordweb

Persoonsvorm schrijven
spelling
ik-vorm kennen

Slide 5 - Tekstslide

Ik-vorm van antwoorden

Slide 6 - Open vraag

Ik-vorm van struikelen

Slide 7 - Open vraag

De persoonsvorm spellen in de
tegenwoordige tijd


Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat,
zijn er maar drie mogelijkheden. 

Slide 8 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd (tt)
1. Ik-vorm (aangepaste stam)
2. Ik-vorm + t
3. Hele werkwoord

Bekijk de regels en leer goed wanneer je welke vorm gebruikt!

Slide 9 - Tekstslide

1. Ik-vorm

Enkelvoud ik-vorm of jij erachter:

schrijf alleen de stam


ik loop

ik fiets

ik praat

ik vind

loop jij

fiets jij

praat jij

vind jij

Slide 10 - Tekstslide

2. Ik-vorm + T

Enkelvoud andere vormen:

schrijf de ik-vorm + t




jij loopt

hij fietst

zij praat

Fred vindt

Slide 11 - Tekstslide

3. HELE WERKWOORD

Meervoud:

schrijf het hele werkwoord


wij lopen

zij fietsen

jullie praten

Fred en Laurien vinden

Slide 12 - Tekstslide

(wandelen t.t.) 3. Je ..... daar niet graag, hé?

Slide 13 - Open vraag

(nemen t.t.) 4. ...... je liever de andere weg?

Slide 14 - Open vraag

(worden t.t.) 6. Jesse ..... bijna 10.

Slide 15 - Open vraag

verleden tijd (vt)

Slide 16 - Tekstslide

Verleden tijd
Sterke werkwoorden
Veranderen van klank!


Zwakke werkwoorden
Ik gaf, wij gaven --> geven
Ik liep, wij liepen --> lopen

Slide 17 - Tekstslide

De baby ... (huilen) toen hij honger had.

Slide 18 - Open vraag

Jet ... (eten) gisteren een broodje kaas.

Slide 19 - Open vraag

Voltooid deelwoord (vd)
Het voltooid deelwoord is het werkwoord dat aangeeft dat iets is afgelopen. 

Je herkent het voltooid deelwoord aan: 
  • Omdat je de PV al uit de zin hebt gehaald, weet je dat het om een andere werkwoordsvorm gaat. 
  • Zin bevat een vorm van hebben, zijn of worden.
  • Er staat ge- be- of ver- voor.
  • Het werkwoord geeft aan dat het is afgelopen.


Slide 20 - Tekstslide

voltooid deelwoord (vd)
Verlengproef
Het heeft 7 euro gekos....
- koste
- je hoort een t
- Het heeft 7 euro gekost




Slide 21 - Tekstslide

voltooid deelwoord (vd)
'T eX KoFSCHiP
- neem het infinitief (hele ww)
- kijk naar de laatste letter 
- haal -en eraf
- laatste letter in 'T eX KoFSCHiP?
JA: schrijf een T
NEE: schrijf een D




Slide 22 - Tekstslide

Wat is het juiste vd?
Mijn nichtje is vorig jaar....(verhuizen)
A
verhuist
B
verhuisd
C
verhuizt
D
verhuizd

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het juiste vd?
De hond van de buren heeft mij....(bijten)
A
gebijt
B
gebijd
C
gebeten

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het juiste vd?
We hebben uren.... (dansen)
A
gedansd
B
gedansen
C
gedanst

Slide 25 - Quizvraag

Geleerd?

Slide 26 - Woordweb

Het is mij gelukt om de weektaken te maken.
A
Ja
B
Nee
C
Deels

Slide 27 - Quizvraag

Nog vragen?

Slide 28 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin:

Hebben Anouk en Wendy de opdracht nog niet gemaakt?
A
Anouk en Wendy
B
Hebben
C
de opdracht
D
gemaakt

Slide 29 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin:

Gisteravond hebben veel mensen naar het nieuwe programma gekeken.
A
gisteravond
B
hebben
C
gekeken
D
veel mensen

Slide 30 - Quizvraag