Libre Service - Unité 2

Bonjour
Je moet alles weten nu van avoir en être
 en de getallen moet je kennen
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Bonjour
Je moet alles weten nu van avoir en être
 en de getallen moet je kennen

Slide 1 - Tekstslide

Spreken Franse kinderen hun ouders aan met tu of met vous?
A
tu
B
vous

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het Bretons?
A
een taart
B
een lied
C
een taal
D
een feestdag

Slide 3 - Quizvraag

Wie zijn papi en mamie?
A
papa en mama
B
broer en zus
C
neef en nicht
D
opa en oma

Slide 4 - Quizvraag

vier

zestien
negen
twaalf
achttien
douze
dix-huit
quatre
seize
neuf

Slide 5 - Sleepvraag

Wat is de vertaling van "soeur"?
A
zus
B
broer
C
suiker
D
peper

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de vertaling van "grand-père"?
A
papa
B
mama
C
opa
D
oma

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de vertaling van "jumeaux"?
A
tweeling
B
vader
C
vakantie
D
neef

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de vertaling van "marié"?
A
gescheiden
B
getrouwd
C
gewandeld
D
georganiseerd

Slide 9 - Quizvraag

ik heb
zij hebben
wij hebben
zij heeft
nous avons
elle a
j'ai
elles ont

Slide 10 - Sleepvraag

Maak een zin met de volgende woorden: ma soeur, 19 ans, avoir. Let op! Avoir moet nog vervoegd worden.

Slide 11 - Open vraag

Maak een zin met de volgende woorden: avoir, vous, une passion. Let op! Avoir moet nog vervoegd worden.

Slide 12 - Open vraag

Maak een zin met de volgende woorden: j', une cousine, avoir. Let op! Avoir moet nog vervoegd worden.

Slide 13 - Open vraag

… un appartement à l'ouest de Paris. (zij hebben)
A
Elle a
B
J'ai
C
Ils ont
D
Nous avons

Slide 14 - Quizvraag

… un chien noir.
(U heeft)
A
Vous avez
B
Tu as
C
Elles ont
D
On a

Slide 15 - Quizvraag

Lidwoorden 

lesdoel
Na deze les herken ik de lidwoorden in het Frans en kan ik ze zelf hebruiken.

Slide 16 - Tekstslide

Wat zijn voorbeelden van lidwoorden in het Nederlands?
A
op - onder - in
B
de - het - een
C
mooi - groot - klein
D
moeder - kind - jurk

Slide 17 - Quizvraag

Lidwoorden in het Nederlands
de hond
het meisje
een kind

Slide 18 - Tekstslide

Lidwoorden in het Frans
mannelijk woord
le
le père
de vader
vrouwelijk woord
la
la mère
de moeder

Slide 19 - Tekstslide

Klinker of "stomme h"
mannelijk woord
le hôtel
l'hôtel
het hotel
vrouwelijk woord
la amie
l'amie
de vriendin

Slide 20 - Tekstslide

Wat is het juiste lidwoord voor
___ tante (v)
A
le
B
la
C
l'

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het juiste lidwoord voor
___ truc (m) ?
A
le
B
la
C
l'

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het juiste lidwoord voor
___ oncle?
A
le
B
la
C
l'

Slide 23 - Quizvraag

Meervoud
Le garçon > Les garçons
La fille > Les filles
L'hôtel > Les hôtels
Wat valt je op aan het lidwoord én aan het zelfstandig naamwoord?

Slide 24 - Tekstslide

Wat is het meervoud van "la maison" ?

Slide 25 - Open vraag

Wat is het meervoud van "l'ami"?

Slide 26 - Open vraag

"Een"
le/l'
un
un garçon
een jongen
la/l'
une
une fille
een meisje

Slide 27 - Tekstslide

Waardoor kun je "le chien" vervangen?
A
un chien
B
une chien

Slide 28 - Quizvraag

Waardoor kun je "la Madame" vervangen?
A
un Madame
B
une Madame

Slide 29 - Quizvraag

Mannelijk
Vrouwelijk
Mannelijk _ vrouwelijk voor een klinker of h
LIDWOORDEN - de + het
Enkelvoud
  Meervoud
Je maakt een woord meervoud door LES voor en een 
achter het woord te plakken!

Slide 30 - Tekstslide

Mannelijk
Vrouwelijk
Mannelijk _ vrouwelijk voor een klinker of h
LIDWOORDEN - een
Enkelvoud
  Meervoud
un
des
une
des

LET OP: des heeft geen betekenis in het Nederlands!
les maisons = de huizen 
des maisons = huizen (dus geen lidwoord in het Nederlands)                 
un copain
des copains
une glace
des glaces

Slide 31 - Tekstslide

Les devoirs
Leren Apprendre 1-4, ga naar study go en als je être of avoir nog niet goed kan vervoegen ga dan oefenen met verbuga.eu

Slide 32 - Tekstslide