huiswerk 2.2 en 2.3

huiswerk 2.2 en 2.3
inleveren vrijdag 1 december 2023
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsISK

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 1 video.

Onderdelen in deze les

huiswerk 2.2 en 2.3
inleveren vrijdag 1 december 2023

Slide 1 - Tekstslide

Wat is dit?

Slide 2 - Open vraag

Wat kan je doen met een pen?

Slide 3 - Open vraag

Weet je nog anderen woorden met een P?

Slide 4 - Open vraag

Weet je nog andere woorden met een E?

Slide 5 - Open vraag

Weet je nog andere woorden met een N?

Slide 6 - Open vraag

Wat is dit?

Slide 7 - Open vraag

Wat kan je doen met een gum?

Slide 8 - Open vraag

Weet je nog andere woorden met een g?

Slide 9 - Open vraag

Weet je nog andere woorden met de U?

Slide 10 - Open vraag

Weet je nog andere woorden met de M?

Slide 11 - Open vraag

Is dit een map?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag

Is dit een papier?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quizvraag

Is dit een raam?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Is dit een deur?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quizvraag

Is dit een muur?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Video

Vul de juiste vorm van het werkwoord in: weten.

Ik.............alle hoofdsteden van Europa.
A
weten
B
weet
C
weett

Slide 18 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in: lopen

Ik...........naar de supermarkt.
A
loop
B
loopt
C
lopen

Slide 19 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in: houden

Vogels.................van besjes en zaadjes.
A
houd
B
houdt
C
houden

Slide 20 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in: nemen

Jan..............zijn vriendin mee uit eten.
A
neem
B
neemt
C
nemen

Slide 21 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in: kopen

Ik...........appels en peren bij de groenteboer.
A
koop
B
koopt
C
kopen

Slide 22 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in: vliegen

De vogels..........naar het zuiden.
A
vlieg
B
vliegt
C
vliegen

Slide 23 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in: slapen

Kim.......met een knuffelkonijn.

Slide 24 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in: slapen

Ik .............met mijn zus op een kamer.

Slide 25 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in: nemen

Wij...........onze hond mee.

Slide 26 - Open vraag