In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Thema 2 Basisstof 5
cellen van dieren
Slide 1 - Tekstslide
leerdoelen
2.5.9 Je weet dat een organisme bestaat uit cellen.
2.5.10 Je kunt de delen van cellen van dieren noemen.
Slide 2 - Tekstslide
Herhalen
Slide 3 - Tekstslide
Heeft een kip organen? En heeft een tulp organen?
A
Alleen een kip heeft organen
B
Alleen een tulp heeft organen
C
Een kip en een tulp hebben allebei organen
Slide 4 - Quizvraag
Is dit een orgaan?
A
Ja!
B
Nee!
Slide 5 - Quizvraag
Wat is een orgaanstelsel?
A
een groep organismen
B
een groep cellen
C
een groep organen die samen aan een bepaalde taak werken
D
een groep cellen die samenwerken
Slide 6 - Quizvraag
Is dit een orgaan?
A
Ja!
B
Nee!
Slide 7 - Quizvraag
Dit is een orgaan van de mens. Tot welk orgaanstelsel behoort dit orgaan?
A
Tot het ademhalingsstelsel
B
Tot het bloedvatenstelsel
C
Tot het verteringsstelsel
D
Tot het zenuwstelsel
Slide 8 - Quizvraag
Hiernaast zie je een orgaanstelsel van een hond. Welk orgaanstelsel is dit?
A
Ademhalingsstelsel
B
Bloedvatenstelsel
C
Skelet
D
Verteringsstelsel
Slide 9 - Quizvraag
Een orgaan is...
A
een spier
B
een deel van een organisme
C
een cel
D
een organenstelsel
Slide 10 - Quizvraag
Hiernaast zie je een orgaanstelsel. Welk orgaanstelsel is dit?
A
Ademhalingsstelsel
B
Bloedvatenstelsel
C
Beenderstelsel
D
Verteringsstelsel
Slide 11 - Quizvraag
Voordat je met de microscoop gaat werken, controleer je altijd eerst de beginstand. Wat is de beginstand van de microscoop?
A
De kleinste vergroting voor en de tafel helemaal naar beneden.
B
De kleinste vergroting voor en de tafel helemaal naar boven.
C
De grootste vergroting voor en de tafel helemaal naar beneden.
D
De grootste vergroting voor en de tafel helemaal naar boven.
Slide 12 - Quizvraag
Bij een microscoop kijk je door het...
A
objectief
B
tubus
C
diafragma
D
oculair
Slide 13 - Quizvraag
De microscoop draag je voor je buik. Waar heb je de microscoop vast?
A
nr. 7 en nr. 12
B
nr. 9 en nr. 12
C
nr. 9 en nr. 4
D
nr. 8 en nr. 11
Slide 14 - Quizvraag
Het oculair van een microscoop vergroot 10×. Het objectief van deze microscoop vergroot 4×. Wat is de totale vergroting van deze microscoop?
A
10x
B
100x
C
20x
D
40x
Slide 15 - Quizvraag
lichtregelaar van de microscoop
A
tubus
B
revolver
C
diafragma
D
micro-schroef
Slide 16 - Quizvraag
Waarvoor zijn de objectieven van de microscoop?
A
beeld vergroten
B
hoeveel licht regelen
C
scherp beeld
D
stevigheid
Slide 17 - Quizvraag
Plantaardige cel
Dierlijke cel
Celopbouw
Een cel bestaat voor het grootste deel uit celplasma. Dat is een dikke vloeistof van water met opgeloste stoffen.
In het celplasma ligt de celkern. De celkern regelt alles wat in de cel gebeurt.
Om het celplasma heen zit het celmembraan. Dat is een dun vlies. Het is een beetje doorlaatbaar. Sommige stoffen kunnen door het celmembraan heen, zoals water en zuurstof.