Heel veel werkwoorden in het Frans eindigen op -ER.
Bijvoorbeeld:
danser
travailler
donner
Bijna al deze werkwoorden worden op dezelfde manier vervoegd. Dit noemen we de regelmatige werkwoorden.
Slide 9 - Tekstslide
De stam
De stam maak je door -ER van het hele werkwoord af te halen. Later plak je hier de uitgangen achter...
Bijvoorbeeld:
parler --> parl-
danser --> dans-
Slide 10 - Tekstslide
Wat is de stam van het werkwoord 'habiter'?
Slide 11 - Open vraag
Wat is de stam van het werkwoord 'adorer'?
Slide 12 - Open vraag
De uitgangen
Slide 13 - Tekstslide
Het regelmatige werkwoord op -er
Slide 14 - Tekstslide
Is "Je aime" juist of fout?
A
juist
B
fout
Slide 15 - Quizvraag
Tu te souviens?
Slide 16 - Tekstslide
Kies de juiste zin. ww = AIMER
A
J'aime la musique.
B
Je aime la musique.
C
J'aimes la musique.
D
J'aiment la musique.
Slide 17 - Quizvraag
Kies de juiste zin. ww = REGARDER
A
Ils regardes le football.
B
Ils regardons le football.
C
Ils regardez le football.
D
Ils regardent le football.
Slide 18 - Quizvraag
Kies de juiste zin. ww = PARLER
A
Nous parles français.
B
Nous parlons français.
C
Nous parlent français
D
Nous parlez français.
Slide 19 - Quizvraag
JE
TU
IL/ELLE/
ON
NOUS
VOUS
ILS/
ELLES
-e
-ons
-e
-es
-ez
-ent
Slide 20 - Sleepvraag
Qu'est-ce que c'est "on" ?
In spreektaal wordt "on" gebruikt in plaats van "nous" (=wij). Bijvoorbeeld: On joue au foot = we voetballen
"on" betekent ook "men". We gebruiken het om te generaliseren. Bijvoorbeeld: - En France, on mange des croissants. - Aux Pays-Bas, on aime les bitterballen.
"on" word vervoegd als "il" en "elle", met een -e op het eind.
Slide 21 - Tekstslide
Kies de juiste zin:
A
On mangeons des frites.
B
On mange des frites.
Slide 22 - Quizvraag
Kies de juiste zin:
A
On habite en France.
B
On habitons en France.
Slide 23 - Quizvraag
Elles
Elles gebruik je allen als je zeker weet dat je over allen maar meisjes en/of vrouwen praat (vrouwelijk meervoud). Voor mannelijk meervoud of gemengd meervoud gebruik jeils.
Slide 24 - Tekstslide
Als er 10 meisjes en 1 jongen zijn, wat gebruik je dan?
A
ils
B
elles
Slide 25 - Quizvraag
Maintenant
Faire(=maken):
Exercice D page 22 (supplément)
En silence! 3 minutes!!
(Echt in stilte en zélf nadenken/doen, straks gaan we overleggen)