Water bestaat uit watermoleculen, hoe heten de krachten tussen deze moleculen?
Bij het verwarmen van stoffen maak je niet de moleculen kapot maar verminder je de Vanderwaalskrachten
In welke fase is de Vanderwaalskracht het sterkst?
Wat is de temperatuur van het absolute nulpunt?
Waaruit bestaan moleculen?
Uit welke twee soorten atomen bestaan watermoleculen?
Slide 2 - Tekstslide
1.1 Het molecuulmodel
Wat is dichtheid?
Gebruik de binas, leg uit hoe het kan dat een ballon gevuld met helium opstijgt.
BINAS: dichtheid helium: 0,178 kg/m3 en de dichtheid van lucht: 1,293 kg/m3. Helium is lichter dan lucht, waardoor een ballon gevuld met helium opstijgt.
Slide 3 - Tekstslide
1.1 Het molecuulmodel
Hoe heet de faseovergang van vloeibaar naar gas?
verdampen
Hoe heet de faseovergang van vast naar gas?
sublimeren
Zorg dat je deze faseovergangen uit je hoofd leert!
Slide 4 - Tekstslide
1.2 Botsen en druk
Druk: de kracht van botsende moleculen op het oppervlak van de wand
Bewegen de moleculen in gasvorm meer of minder dan in vloeibare vorm?
Zorgt een gas voor meer of minder druk dan een vloeistof?
In een spuitbus zit er boven de vloeistof een gas, waarom denk je dat een gas een hogere druk uitoefent dan een vloeistof?
Slide 5 - Tekstslide
1.2 Botsen en druk
druk = kracht/oppervlakte
P = F : A
Druk in N/m2
kracht in Newton
oppervlakte in m2
F = P x A
A = F : P
Slide 6 - Tekstslide
1.2 Botsen en druk
stap 1: schrijf de gegevens op die in de vraag staan (bijvoorbeeld de kracht en het oppervlakte)
stap 2: schrijf op wat je uit moet rekenen (bijvoorbeeld de druk)
stap 3: schrijf de formule op!!!!
stap 4: schrijf de berekening op!!!!
stap 5: schrijf je antwoord op met de juiste eenheid
Vergeet je een stap op de toets, dan mis je punten en heb je dus een lager cijfer
Slide 7 - Tekstslide
1.2 Botsen en druk
De kracht van botsende moleculen op een wand is 170 N. De oppervlakte van de wand is 0,40 m2. Bereken de druk op de wand aan de hand van de volgende stappen:
1. gegevens
2. gevraagd
3. formule
4. formule invullen
5. antwoord in de juiste eenheid
Slide 8 - Tekstslide
1.2 Botsen en druk
De kracht van botsende moleculen op een wand is 170 N. De oppervlakte van de wand is 0,40 m2. Bereken de druk op de wand aan de hand van de volgende stappen:
1. F = 170 N & A=0,40 m2
2. P
3. P = F : A
4. P = 170 : 0,40 = 425
5. De druk is 425 N/m2
Slide 9 - Tekstslide
1.2 Botsen en druk
De druk van een gas in een fles meet je met een manometer
Deze meet de druk die groter is dan de luchtdruk (overdruk)
Absolute druk = overdruk + luchtdruk
De druk van de lucht meet je met een barometer
Slide 10 - Tekstslide
1.2 Botsen en druk
In tabel 6 van de BINAS zie je enkele grootheden met eenheden
- Hier wordt druk in Pascal (Pa) weergegeven. 1 Pa = 1 N/m2
- een andere afgeleide eenheid van druk is millibar (mbar)
- 1 mbar = 100 Pa
Slide 11 - Tekstslide
Leerdoelen
1.1
- Je kan uitleggen wat Vanderwaalskrachten zijn
- Je kan de temperatuur van het absolute nulpunt benoemen
- Je kan uitleggen wat atomen zijn
- Je kan uitleggen wat dichtheid is
- Je kan de verschillende fasen en faseovergangen benoemen
- Je kan uitleggen waar de verdampingssnelheid vanaf hangt
- Je kan uitleggen wat er gebeurd met de Vanderwaalskrachten bij lijm
Slide 12 - Tekstslide
Leerdoelen
1.2
- Je kan uitleggen wat druk is
- Je kan uitrekenen wat de druk, de kracht en de oppervlakte is met de vijf stappen
- Je kan de absolute druk uitrekenen
- Je kan verschillende gegevens in de BINAS opzoeken