Fictiebegrippen en het verhaal Stief

Fictiebegrippen en het verhaal Stief
Oefenen met het toepassen van de begrippen.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Fictiebegrippen en het verhaal Stief
Oefenen met het toepassen van de begrippen.

Slide 1 - Tekstslide

Wat is fictie?
A
Verzonnen verhaal
B
Niet verzonnen verhaal

Slide 2 - Quizvraag

Is Stief fictie?
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent realistisch?
A
Een verzonnen verhaal dat net echt lijkt.
B
Een verzonnen verhaal dat NIET echt lijkt
C
Een niet verzonnen verhaal dat net echt lijkt
D
Een niet verzonnen verhaal dat NIET echt lijkt

Slide 4 - Quizvraag

Noem iets uit het verhaal dat heel realistisch is.

Slide 5 - Open vraag

Wat weet je van de hoofdpersoon? Noteer 3 dingen.

Slide 6 - Open vraag

Op welke manier(en) leer je de hoofdpersoon kennen?
A
Door wat ze zeggen en doen
B
Door wat ze denken en voelen
C
Door wat anderen over hen zeggen of denken.

Slide 7 - Quizvraag

Welk perspectief wordt gebruikt in Stief?
A
ik-perspectief
B
hij/zij-perspectief
C
meervoudig perspectief

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een open plek?
A
Een open plek in het bos bijvoorbeeld
B
Een plein
C
Als het verhaal een vraag bij je oproept
D
Als je alle antwoorden al hebt.

Slide 9 - Quizvraag

Noem een open plek in het verhaal.

Slide 10 - Open vraag


A

Slide 11 - Quizvraag