B: 1=Socialisten, 2=Liberalen, 3=Confessionelen, 4=Confessionelen en Liberalen, 5=Socialisten
Slide 14 - Tekstslide
Opdracht 7
A: B
B: Alleen rijke burgers mochten stemmen en deze stemden niet op een partij die tegen hun belangen inging
Slide 15 - Tekstslide
Opdracht 8
A: De armenwet was een wet die mensen zonder familie of kerk in de buurt moesten helpen. Hiermee werden deze mensen beschermd tegen armoede en dus is het een sociale wet.
B: A en C
C: Ze wilden hiermee voorkomen dat deze mensen zouden stelen of in opstand kwamen.
Slide 16 - Tekstslide
Opdracht 9
A: Liefdadigheid, want je ziet hier dat mensen geholpen worden door mensen uit een klooster (kerk).
B: De confessionelen, want zij vonden dat het zorgen voor de armen gedaan moest worden door de kerk.
C: A
Slide 17 - Tekstslide
Leerdoelen
Leerdoel 1: Je kunt uitleggen hoe de drie stromingen dachten over armoede in Nederland
Leerdoel 2: Je kunt het begrip liefdadigheid uitleggen