In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Welkom bij Nederlands!
Slide 1 - Tekstslide
In deze les:
Herhaling: 4.1 t/m 4.3
Zelfstandig: 4.6 Herhaling B. Deel 1: Toepassing tekstopbouw, onderwerp, kernzin, signaalwoorden, meningen, feiten
Bespreken: enkele opdrachten van 4.6 B
Terugkijken
Doelen van deze les:
Je hebt aan het einde van de les nog eens geoefend met de stof van 4.1 t/m 4.3.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Slide 4 - Video
Hoofdstuk 4: Zakelijk lezen
Slide 5 - Tekstslide
Oefentoets van komende woensdag
4.1 Tekstsoorten en tekstdoelen
4.2 Onderwerp, verkennend lezen
4.3 Deelonderwerp, globaal lezen
Slide 6 - Tekstslide
Tekstsoorten
een advertentie
een gebruiksaanwijzing
een recept
een brief
een e-mail
een affiche
een appje
een gedicht
een recensie
een tekst in een schoolboek
een krantenartikel
een verhaal
Slide 7 - Tekstslide
Tekstdoelen
Slide 8 - Tekstslide
Tekstdoelen uit leerjaar 1
Slide 9 - Tekstslide
Welk tekstdoel hoort bij een spannend verhaal in een leesboek?
A
informeren
B
amuseren
C
mening geven
D
instructie geven
Slide 10 - Quizvraag
Welke vraag stel je jezelf als je wilt weten wat het tekstdoel is?
Slide 11 - Open vraag
Je leest met een doel!
Je bent op zoek naar informatie.
Je leest voor je plezier.
Je wilt de inhoud begrijpen.
Je wilt de inhoud onthouden.
Slide 12 - Tekstslide
Verkennend lezen
Lees de titel.
Lees de tussenkopjes.
Lees opvallende woorden.
Lees de eerste alinea.
Bekijk de afbeeldingen.
Bekijk de bron.
Waar gaat deze tekst over? (= onderwerp)
Slide 13 - Tekstslide
Wat kom je te weten door verkennend te lezen?
Slide 14 - Open vraag
zinnen en regels
Slide 15 - Tekstslide
zinnen
Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt, een uitroepteken of een vraagteken.
regels
Een regel is een rij woorden die op één horizontale lijn achter elkaar staan.
Een regel loopt van de linkerkantlijn tot de rechterkantlijn.
In een regel kunnen meerdere korte zinnen staan. De tweede zin begint dan ergens in het midden van de regel. Ook kan een zin zo lang zijn dat hij uit meerdere regels bestaat.
Slide 16 - Tekstslide
Een alinea
Een tekst is verdeeld in alinea's. Een alinea bestaat uit een aantal zinnen die bij elkaar horen.
Een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel.
Je kunt een witregel tussen de alinea’s laten of je begint een nieuwe alinea door in te springen.
Slide 17 - Tekstslide
Een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel.
A
waar
B
niet waar
Slide 18 - Quizvraag
De titel
De titel is vetgedrukt en heeft grotere letters.
Een titel maakt de lezer duidelijk waar de tekst over gaat.
Hij kan de lezer ook nieuwsgierig maken.
Slide 19 - Tekstslide
Deelonderwerpen
Een hele tekst bestaat uit één onderwerp. In een langere tekst is dit hoofdonderwerp opgedeeld in deelonderwerpen.
In één of meer alinea’s wordt informatie gegeven over het deelonderwerp. Je komt achter het deelonderwerp door antwoord te geven op de vraag: ‘Waar gaat dit stukje tekst over?’
Slide 20 - Tekstslide
Een tussenkopje
Een tussenkop is een titeltje dat boven een deel van een tekst staat. Een tussenkop geeft structuur aan de tekst.
Slide 21 - Tekstslide
Een tussenkop is een titeltje dat boven een deel van een tekst staat
A
waar
B
niet waar
Slide 22 - Quizvraag
Opbouw van een langere tekst
Een langere geschreven tekst is vaak uit drie delen opgebouwd:
een inleiding
een middenstuk
een slot.
Slide 23 - Tekstslide
In de inleiding staat alle nieuwe informatie.
A
waar
B
niet waar
Slide 24 - Quizvraag
De kernzin
Slide 25 - Tekstslide
De kernzin van een alinea
Slide 26 - Tekstslide
Welke 3 zinnen kunnen de kernzin van een alinea zijn?
Slide 27 - Open vraag
Globaal lezen
Door globaal te lezen, kun je de deelonderwerpen vinden.
Stap 2: globaal lezen
Lees de tussenkopjes.
Lees de 1e, 2e en laatste zinnen van alle alinea’s.
Let op signaalwoorden.
Noteer de kernzin van de alinea’s.
Slide 28 - Tekstslide
Wat kun je vinden door globaal te lezen?
A
de kernzin
B
de deelonderwerpen
C
de tussenkopjes
D
het slot
Slide 29 - Quizvraag
Ik begrijp alles van paragraaf 4.1 t/m 4.3 nu.
Ja, ik snap het helemaal.
Ik snap het wel. Ik heb geen hulp meer nodig.
Ik snap het een beetje. Ik zou graag nog wat hulp willen.
Ik snap er helemaal niets van. Ik zal duidelijk aangeven wat ik niet snap, zodat u mij kunt helpen.
Slide 30 - Poll
Maak:
-> Hoofdstuk 4: Zakelijk lezen
4.4 Hoofdgedachte, precies lezen
B. Deel 1: Hoofdgedachte, titel, onderkop, signaalwoorden, tekstopbouw